Een kardinaal bemiddelt een politiek akkoord tussen Filips de Lange, koning van Frankrijk, en Robrecht iii, graaf van Vlaanderen, die hier met de trekken van hertog Jan zonder Vrees en in het gezelschap van een Vlaamse gezant is voorgesteld. Miniatuur in Les Grandes Chroniques de France jusqu'en 1380, 1415-25.
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms. 1, fol. 321Robrecht was de oudste zoon van Gwijde van Dampierre en diens eerste vrouw, Mathilde van Béthune. Hij huwde in 1265 met Blanca van Anjou, dochter van Karel van Anjou (die later koning van Napels en van Sicilië zou worden). Zij overleed reeds in 1269 en hun zoontje Karel stierf op elfjarige leeftijd. Hij hertrouwde in 1272 met Yolande, gravin van Nevers en weduwe van Jan Tristan van Frankrijk, die hem vijf kinderen schonk, waaronder Lodewijk I van Nevers en Robrecht van Kassel.
Filips IV, bijgenaamd de Schone
Robrecht van Béthune verwierf militaire roem in Italië, toen hij aan de zijde van zijn schoonvader, Karel van Anjou, streed (1265–1268) tegen de laatste Hohenstaufens, Manfred en Konradin. Samen met zijn vader nam hij in 1270 deel aan de Achtste Kruistocht naar Tunis, onder de leiding van Lodewijk de Heilige. Na zijn terugkeer van de kruistocht, bleef hij, zowel op militair, politiek als bestuurlijk gebied, steeds een trouw medewerker van zijn vader in diens strijd tegen de pogingen van de Franse koning Filips de Schone om Vlaanderen weer bij het kroondomein te voegen.
Hoofdzakelijk onder zijn invloed verbrak Gwijde van Dampierre alle feodale banden met zijn leenheer op 20 januari 1297. Toen het verzet hopeloos bleek, liet Robrecht zich, samen met zijn vader en zijn broer Willem van Crèvecœur, gevangennemen en naar de Franse koning voeren in mei 1300. Kort daarvoor had hij in feite het bewind overgenomen van zijn vader. Hij werd opgesloten in het kasteel van Chinon. Zo nam hij dan ook geen deel aan de Guldensporenslag, in tegenstrijd met de romantische voorstelling van Hendrik Conscience in zijn roman De Leeuw van Vlaanderen.
Na de dood van Gwijde van Dampierre in gevangenschap mocht Robrecht naar zijn graafschap terugkeren in juli 1305. De uitvoering van het voor Vlaanderen zeer nadelige Verdrag van Athis-sur-Orge zou zijn stempel drukken op heel het bewind van graaf Robrecht. Aanvankelijk boekte hij wel enig succes bij zijn pogingen om zowel de steden als het platteland tot nakoming van de aangegane verplichtingen te bewegen. Vanaf april 1310 ging hij echter resoluut in het verzet, gesteund door de bevolking en zijn familieleden, en zo hield hij, zowel op diplomatiek als op militair vlak, stand tegen de Franse koning. Toen hij in 1319 naar Rijsel oprukte, weigerden de Gentenaars hem over de Leie te volgen. Mede onder druk van zijn kleinzoon Lodewijk II van Nevers gaf de vermoeide Robrecht de strijd op, en ging hij in april 1320 in Parijs leenhulde brengen aan de koning.
Lodewijk II van Nevers
Op zijn uitdrukkelijke wens werd hij in Vlaamse aarde begraven in de Sint-Maartenskathedraal in Ieper. Zijn lichaam mocht enkel naar de Abdij van Flines (nabij Dowaai) worden overgebracht als Rijsel en Dowaai weer bij het graafschap hoorden. In deze abdij werden ook zijn eerste vrouw en zijn vader begraven.
In bepaalde Vlaamsgezinde kringen wordt Robrecht van Béthune, alias "de Leeuw van Vlaanderen", wegens zijn onenigheid met Frankrijk en de vertekende voorstelling door Hendrik Conscience, vaak gezien als een symbool voor de Vlaamse ontvoogding. In werkelijkheid sprak "de Leeuw van Vlaanderen" hoogstwaarschijnlijk niet eens de toenmalige Vlaamse (streek)taal. Toch speelde hij een belangrijke rol in het behoud van de zelfstandigheid van het graafschap in de tijd vóór en na zijn gevangenschap.
Lodewijk II van Nevers of Lodewijk I van Vlaanderen (Nevers, ± 1304 – Slag bij Crécy, 26 augustus 1346), ook Lodewijk van Crécy genoemd, was graaf van Vlaanderen en van Nevers (1322-1346), en graaf van Rethel (1322-1346).
Zijn vader Lodewijk (voor Nevers bekend als Lodewijk I van Nevers - de hier besproken graaf wordt ook kortweg Lodewijk van Nevers genoemd) was de zoon van Robrecht III van Bethune uit diens tweede huwelijk met Yolande van Bourgondië; hij was niet de volgende graaf van Vlaanderen omdat hij twee maanden vroeger dan zijn vader overleed.
Als kleinzoon en opvolger van graaf Robrecht († 17 september 1322), werd Lodewijk opgevoed aan het hof te Parijs, waar hij in 1317 trouwde met Margaretha, de achtjarige dochter van koning Filips V. Zijn beleid was dan ook sterk Fransgezind. Daarmee deed hij afbreuk aan de politiek van zijn directe voorgangers. In hun alliantie met Engeland vonden die een waarborg voor hun onafhankelijkheid en bescherming tegen het Frans expansionisme. Engeland was de belangrijkste wolleverancier en daarmee de bron van de Vlaamse rijkdom. Lodewijks politiek kwam zo in conflict met de belangen van zijn onderdanen.
Met steun van de Franse koning en van de steden Brugge en Gent kon hij weerstand bieden tegen zijn oom Robrecht van Kassel, die zijn rechten deed gelden op de grafelijke troon.
Zegel van Jan van Namen
In juni 1323 schonk graaf Lodewijk aan zijn oudoom Jan van Namen, heer van Sluis, de rechtsmacht over het water van Sluis en van het Zwin en kwam daarbij in botsing met Brugge. In november 1323 had de graaf te kampen met een opstand van Vlaamse boeren uit de kuststreek aangevoerd door Nicolaas Zannekin, naar aanleiding van de heffing van grafelijke belastingen. Lodewijk moest toen noodgedwongen naar Frankrijk vluchten. Het Franse leger bracht echter de Vlamingen op 23 augustus 1328 een zware nederlaag toe in de slag bij Kassel. In de jaren tussen 1329 en 1331 vaardigde de graaf de mauvais privilèges uit voor de opstandige steden en kasselrijen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten