Filips II de Stoute (Frans: Philippe II le Hardi) (Pontoise, 17 januari 1342 - Halle, 27 april 1404) was hertog van Bourgondië, stamvader van de Bourgondische hertogelijke dynastie. Zijn bijnaam "de Stoute" moet begrepen worden als stoutmoedig, dapper, en slaat dus niet op ondeugendheid.
Als jongste van vier koningszonen kwam Filips niet in aanmerking voor de troonopvolging in Frankrijk. Als apanage kreeg hij van zijn vader in 1364 het hertogdom Bourgondië in leen, dat wil zeggen voogdij over een betrokken territorium om met de inkomsten in zijn onderhoud te kunnen voorzien.
De periode van de Bourgondische hertogen uit het Franse koningsgeslacht de Valois ving aan toen zijn vader koning Jan II van Frankrijk in 1361 het hertogdom Bourgondië (‘Bourgogne’) erfde. Het welvarende Bourgondië werd in die dagen zwaar op de proef gesteld: een pestepidemie decimeerde de bevolking en velde ook de kinderloze hertog Filips van Rouvres, een jongen van amper vijftien. Zijn nauwste nog levende verwant was koning Jan II. Deze was er als de kippen bij om in Dijon zijn erfenis op te eisen. Hij schonk het aan zijn jongste zoon Filips.
Jan II overleed in 1364 en werd opgevolgd door zijn oudste zoon Karel V. Vanaf zijn aanstelling te Dijon koesterde Filips ambitieuze plannen om zijn gebied uit te breiden. Zijn oog viel op het aangrenzende graafschap Bourgondië (met hoofdstad Besançon), later gekend als het Franche-Comté. Sinds de opdeling van het rijk van Karel de Grote behoorde het Comté (= graafschap) tot het Heilige Roomse Rijk, maar Filips beschouwde het als le complément obligé van het hertogdom Bourgondië (met hoofdstad Dijon). Om zijn doel te bereiken paste hij een beproefde strategie toe: de huwelijkspolitiek. Het Comté behoorde toe aan Lodewijk van Male, tevens graaf van Vlaanderen (r. 1346-1384), die het had geërfd van zijn moeder. Na zijn dood zou het beheer overgaan op zijn dochter Margaretha van Male, die nog was verloofd geweest met de betreurde hertog Philippe de Rouvres. Filips kreeg het voor elkaar dat hij in 1369 te Gent op luisterrijke wijze in het huwelijk trad met Margaretha van Male, enige dochter en erfgename van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male. Dat er aan de grootse Bourgondische feestelijkheden een stevig prijskaartje hing, kon Filips niet deren: via zijn echtgenote was hij nu erfgenaam van het rijke Vlaanderen, in die dagen het welvarendste gebied in Europa. Zelfs schoonvader Lodewijk keek met welbehagen toe: de transactie had zijn schatkist immers honderdduizend pond zwaarder gemaakt.
Tijdgenoten beweren dat Filips niet echt aantrekkelijk was. Wel straalde hij energie en vitaliteit uit. Hij was groot en atletisch gebouwd, donker van huid, met felle, beweeglijke ogen. Hij vertoonde een typische trek van de Valois, het sterk geprononceerde reukorgaan. Zijn onderkaak sprong enigszins vooruit, een opmerkelijk lichaamskenmerk dat bij zijn Habsburgse afstammelingen karikaturale dimensies zou aannemen. Hij reed heel graag te paard, reisde in drie dagen van Dijon naar Parijs, en vandaar weer naar Vlaanderen en als hij niet op reis was ging hij jagen. De avonden bracht hij vaak door met balspel (‘jeu de paume’) of dobbelen. Hij maakte graag indruk met zijn uiterlijk, zijn kleding en zijn manier van leven. Een gouden ketting met een adelaar en een leeuw die zijn lijfspreuk En Loyauté droegen, gevat in parels en edelstenen, behoorde tot zijn geliefde juwelen. Hij ging graag mooi gekleed, veranderde vaak van kleding en verzorgde zijn lichaam. Hij baadde elke avond met geparfumeerd water, in die tijd echt uitzonderlijk. Margaretha, zijn vrouw, was niet bepaald mooi, maar hij hield van haar en verwende haar met geschenkjes, juwelen en bosjes bloemen (margrieten). Hun ineengestrengelde initialen “P & M” liet hij overal aanbrengen, op wandkleden, tot zelfs op het beeldhouwwerk van Dijon en Champmol. Ook hield de praalzuchtige Filips van feesten en lekker eten, het begin van het spreekwoordelijke “Bourgondische” hofleven. Hij bouwde zich te Dijon een groot paleis waar hij, omringd door Vlaamse schilders en beeldhouwers, er een luxueuze hofhouding op na hield. Zijn bibliotheek is vermaard om zijn kostbare handschriften.
Jan zonder Vrees
Op 28 mei 1371 werd te Dijon de eerste zoon van Filips de Stoute en Margaretha van Male geboren: Jan zonder Vrees. Nog zes kinderen zouden volgen: vier dochters Margaretha (1374-1441), Catharina (1378-1425), Bonne (1379-1398), Maria (1386-1428) en twee zonen: Antoon (1384-1415) en Filips (1389-1415). Filips gunde zijn kinderen weinig vrijheid. Hij bekommerde zich om hun opvoeding en regelde hun huwelijken. Zelfs de erfprins Jan diende zich op officiële aangelegenheden aan vooraf gedicteerde regels en uitspraken te houden.
Heel zijn leven bleef Filips de Stoute uitkijken naar kansen om zijn macht en invloed uit te breiden, zo mogelijk tot in Parijs. Die gelegenheid bood zich aan toen zijn broer koning Karel V in 1380 overleed en opgevolgd werd door zijn zoontje Karel VI, een kind van twaalf, later bijgenaamd de Waanzinnige. Van 1380 tot 1388 was Filips de leidende figuur in de voogdijraad die het bestuur over Frankrijk uitoefende tijdens de minderjarigheid van zijn neefje. Gedurende deze periode verbleef hij haast uitsluitend te Parijs: het beheer van zijn eigen gebieden liet hij over aan Margaretha. Naast Filips zaten in deze raad ook zijn broers Jan van Berry en Lodewijk I van Anjou. Van deze bevoorrechte positie maakte Filips gebruik om de koning ertoe te bewegen het Franse leger in te zetten in de Slag bij Westrozebeke (29 november 1382), om de Gentse opstand onder leiding van Filips van Artevelde tegen zijn schoonvader graaf Lodewijk van Male neer te slaan en op die manier zijn Vlaamse erfenis veilig te stellen, zonder dat het hem een cent kostte. De dichte Vlaamse mist stak het Franse leger een handje toe om de Witte Kaproenen een lesje te leren. Kortrijk werd met de grond gelijk gemaakt.
Filips van Artevelde, (Gent 18 juli 1340 - Westrozebeke 27 november 1382), leidsman van Gent en ruwaard van Vlaanderen, was een zoon van Jacob van Artevelde. Filips' volkse bijnaam "Lippe de Loddere" kan op vele wijzen worden verklaard: rebel, libertijn of ketter.
Doop van Filips van Artevelde
Zijn doopmeter is Filippine van Henegouwen, echtgenote van de Engelse Koning. Ze draagt de kleine Gentenaar naar de doopvont in Sint-Baafs.
(wandtapijt in de zogenaamde 'Rookkamer' van de Senaat)
Na de moord op zijn vader (in 1345) verkreeg Filips samen met zijn broers Jan en Jacob asiel in Engeland, vanwaar hij in 1360 naar Gent terugkeerde. In hun opstand (begonnen in 1379) tegen graaf Lodewijk II van Male hadden de Gentenaars talrijke militaire mislukkingen opgelopen. Nadat verschillende verzoeningspogingen telkens op een mislukking waren uitgelopen, nam Filips op 24 januari 1382 de leiding van Gent en de Gentse strijdkrachten op zich. Na mislukte onderhandelingen te Doornik met de Luikse bisschop, de Luikse steden, hertogin Johanna van Brabant en zelfs met de Franse koning met de bedoeling de vrede te herstellen, ondernam van Artevelde een verrassingsaanval op de aanhangers van de graaf, die hij op 3 mei 1382 in de Slag op het Beverhoutsveld te Oedelem versloeg.
Brugge, een belangrijk bolwerk van Lodewijk van Male, werd door de Gentenaars ingenomen, waardoor de blokkade van Gent werd doorbroken en Zwin vrijgemaakt. Geheel het graafschap Vlaanderen, op Dendermonde en Oudenaarde na, kwam nu op de hand van de rebellen, en Filips werd aangesteld tot ruwaard van Vlaanderen. Hij herstelde het contact met Holland en Zeeland en knoopte handelsrelaties met Engeland aan. Maar door bemiddeling van Filips de Stoute, de schoonzoon van Lodewijk van Male, stuurde de Franse koning Karel VI een leger naar Vlaanderen, dat op 23 november 1382 te Komen een eerste overwinning behaalde en vier dagen later, op 27 november de Vlamingen te Westrozebeke versloeg. Filips van Artevelde sneuvelde in deze slag, en zijn lijk werd op een rad tentoongesteld.
Ook na zijn dood bleef Gent vechten voor zijn vrijheid en zijn privileges, ook onder de hertogen van Bourgondië.
Maar Karel VI bleef geen kind: in 1388 bedankte de jonge koning zijn drie ooms voor de bewezen diensten en ging voortaan zonder hun wijze raad regeren. Een woedende Filips snauwde zijn neef cynisch toe: Le roi est jeune! Le temps viendra où ceux qui le conseillent se repentiront de leur décision – et le roi aussi! Vier jaar later zou hij gelijk krijgen.
Toen Lodewijk van Male in 1384 overleed, werd Filips ook graaf van Vlaanderen (met inbegrip van het markgraafschap Antwerpen en de stad Mechelen) alsook van Artesië, Nevers en Rethel. Op de Franche-Comté had hij al eerder zijn hand weten te leggen. Daarmee was de basis gelegd voor een machtige bufferstaat tussen Frankrijk en het Heilig Roomse Rijk: een Bourgondisch rijk dat zich uitstrekte van Midden-Frankrijk tot de Noordzee. Alom werd hij beschouwd als de machtigste vorst van Europa. Dat bleek o.a. in 1396, toen zijn zoon Jan zonder Vrees deelnam aan de “Kruistocht van Nikópolis” tegen de Osmaanse Turken die het koninkrijk Hongarije bedreigden. De kruistocht werd een fiasco: Jan werd gevangengenomen op 25 september, en de hertog van Bourgondië moest losgeld neertellen om zijn zoon weer vrij te krijgen. De Turken meenden zelfs dat zij de “zoon van de koning van Vlaanderen” gegijzeld hielden.
Willem VI van Holland
Filips probeerde op verscheidene manieren zijn gezag nog uit te breiden naar de aangrenzende gewesten. In 1385, tijdens het Dubbelhuwelijk van Kamerijk, werd het huwelijk gesloten van zijn kinderen Margaretha en Jan met respectievelijk graaf Willem VI van Holland en Margaretha van Beieren-Straubing, die de kinderen waren van Albrecht van Beieren (r. 1389-1404), graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. In 1390 wist hij bovendien de kinderloze hertogin Johanna van Brabant (r. 1355-1406) ertoe te bewegen het hertogdom af te staan aan haar nicht (en Filips echtgenote) Margaretha van Male. De Staten van Brabant namen met deze overeenkomst geen genoegen, maar moesten uiteindelijk wel aanvaarden dat Filips' tweede zoon Antoon van Bourgondië als opvolger van Johanna werd aangesteld. In hetzelfde jaar kocht Filips ook nog het graafschap Charolais.
Een tweede kans om zich met het koninklijke gezag te Parijs te gaan bemoeien kreeg hij onverwacht in 1392, toen koning Karel VI ten prooi viel aan een geestesziekte. Wederom nam Filips de Stoute het regentschap over Frankrijk op zich. Intussen zorgde hij er voor, in zijn hoedanigheid van graaf van Vlaanderen, dat hij Engeland, dat nog altijd met Frankrijk in de Honderdjarige Oorlog verwikkeld was, niet al te zeer van zich vervreemdde. Vlaanderen was met haar wolproductie economisch erg afhankelijk van Engeland. In 1396 wist Filips een overeenkomst te sluiten waarbij vrij handelsverkeer tussen Engeland en Vlaanderen werd toegestaan.
Binnen zijn eigen gewesten liet Filips de plaatselijke bestuursinstellingen bestaan - dit tot grote vreugde van de Vlaamse steden - maar maakte ze ondergeschikt aan door hem ingestelde, centrale regeringsorganen. In 1385 benoemde hij voor het dagelijks bestuur over zijn gebieden een kanselier, Jean Canard (ca. 1350-1407), die werd bijgestaan door een hofraad. Kanselier Canard bleef in functie tot 1405 en fungeerde als Filips' rechterhand. In 1386 richtte de hertog van Bourgondië in Rijsel (voor de noordelijke gebieden) en in Dijon (voor de zuidelijke gebieden) een Rekenkamer in voor de financiële administratie, evenals een Raadkamer, een soort hof van beroep dat vonnissen van de plaatselijke rechtbanken kon vernietigen.
Intussen werd Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, een dagje ouder. Zijn opvolging was verzekerd en zijn persoonlijk bezit voortdurend gegroeid. In het besef dat zijn taak in het ondermaanse spoedig ten einde zou lopen, begon hij schikkingen te treffen voor zijn begrafenis. In 1383 gebood hij de bouw van het Kartuizersklooster van Champmol (bij Dijon), waar hij een koninklijk mausoleum voor zichzelf en zijn geslacht voorzag. Dit schitterende geheel werd door de beste kunstenaars uit die tijd gerealiseerd.
In Brussel was ook zijn tante, hertogin Johanna van Brabant, een oude vrouw geworden. Zij verzocht haar erfgenaam Antoon onverwijld naar Brabant af te reizen om de laatste administratieve formaliteiten voor haar opvolging te regelen. Filips de Stoute wilde persoonlijk assisteren en vertrok samen met zijn drie zonen naar Brussel, waar ze aankwamen op 16 april 1404. Nog dezelfde avond organiseerde de hertog een “Bourgondisch” feestmaal waarop alle edellieden van de Nederlanden waren uitgenodigd. Een kwalijke griep woedde echter in Brabant en ook de vermoeide Filips de Stoute raakte besmet. De hertog voelde zich verzwakken en wilde zo snel mogelijk vertrekken: als hij toch moet sterven, dan liever in Dijon. Een reiswagen met ligbed werd klaargemaakt en op zaterdag 26 april vertrok het gezelschap uit Brussel. Boeren uit de buurt werkten de hele nacht door om zoveel mogelijk hindernissen uit de weg te ruimen voor de zieke hertog. Filips moest uiteraard voorbij Halle, waar hij het vermaarde Mariabeeld voor het herstel van zijn gezondheid wilde aanbidden. Maar zijn toestand ging snel achteruit en in de ochtend van zondag 27 april gaf hij de geest. Justus Lipsius schreef, zonder bronvermelding, dat hij stierf “in de Burcht, waar hij ook vroeger meer dan eens had verbleven”, maar voegde er volledigheidshalve ook aan toe dat hij bij de kroniekschrijver Jean Froissart vond dat het in de herberg “Het Hert” gebeurde, vlak tegenover de kerk.
Het plotse overlijden van Filips de Stoute bracht het reisgezelschap enigszins in verlegenheid. De hertog bleek namelijk niet genoeg geld bij zich te hebben om de lopende onkosten te betalen. Zijn zonen moesten tafelzilver verpanden en zijn weduwe Margareta legde beschaamd haar beurs, sleutelbos en gordel neer op de lijkkist, een symbolisch gebaar waarmee zij afstand deed van haar rechten op zijn aardse bezittingen. De Halse middenstanders verkozen wijselijk eieren voor hun geld. Uiteindelijk was een kartuizersklooster in het naburige Herne bereid een pij te bezorgen, waarin Filips begraven wenste te worden. Na zijn dood werd zijn lichaam naar Brussel overgebracht waar men zijn lichaam gedurende enkele weken voorbereidde en het balsemde. Vervolgens werd het lichaam van Filips de Stoute, stichter van de Bourgondische Valoisdynastie en machtigste vorst van Europa, begraven in de crypte van het kartuizersklooster van Champmol. Tot de Franse Revolutie zou hij daar rusten in de weelderige tombe die hij voor zich had besteld bij Claus Sluter, tot heden een der mooiste verwezenlijkingen van de Bourgondische kunst. Zijn gebalsemde hart werd bijgezet in de kathedraal van Saint Denis bij Parijs en zijn ingewanden werden begraven in de crypte van de Sint-Martinuskerk te Halle.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten