De Geschiedenis van Vlaanderen komt weldra in boekvorm uit. Daarom zijn de 36 delen offline gehaald op vraag van de auteur.
Ik zal proberen een alternatief te bieden, weliswaar in een ander kleedje gegoten.
De Geschiedenis van Vlaanderen loopt van de Romeinse tijd tot het eind van de 14de eeuw wanneer Vlaanderen verdwijnt als zelfstandige staat.
Na deze periode is Vlaanderen achtereenvolgens onder Bourgondische, Habsburgse, Spaanse, Oostenrijkse en Franse bewinden gevallen om in 1830 als Belgisch Vlaanderen te eindigen.

Deze verschillende perioden worden hier uitvoerig besproken.

Orde van het Gulden Vlies

File:Curtius GuldenVlies Spaanse tak 2010-02-04.jpg
Een keten en juweel van de Orde van het Gulden Vlies (Spaanse tak) in het museum Grand Curtius
 
De Orde van het Gulden Vlies (Frans: Ordre de la Toison d'Or, Duits: Orden vom Goldenen Vlies) is een exclusieve ridderorde. De leden worden vliesridders of toisonisten genoemd.

De Orde werd op 10 januari 1430 in Brugge ingesteld door Filips de Goede, hertog van Bourgondië, bij gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal. De Orde van het Gulden Vlies was de tegenhanger van de Engelse Orde van de Kousenband, die uit 1348 dateert. Met de instelling van deze orde wilde Filips de Goede nog meer aanzien geven aan zijn dynastie. De nieuwe orde was een select gezelschap waarmee de hertog zijn beste medewerkers en buitenlandse bondgenoten kon eren. De Orde werd erkend door de paus en geniet pauselijke privileges. Een van de voorrechten van de ridders in deze orde is dat zij van de paus het recht hebben gekregen om in hun slaapkamer een mis te laten opdragen. Dit voorrecht delen zij met hoge geestelijken en katholieke vorsten.
De Orde bestond aanvankelijk uit dertig ridders en vier officieren: een schatbewaarder, een wapenmeester, een kanselier en een griffier, met aan het hoofd de hertog van Bourgondië. Het aantal ridders werd in 1516 uitgebreid naar vijftig. De heer der Nederlanden was tevens het hoofd van de Orde, dus na Filips de Goede werd deze functie bekleed door achtereenvolgens Karel de Stoute, Filips de Schone, Karel V, Filips II.
 

Filips de Goede met de keten van de door hem ingestelde Ridderorde.
 

Keizer Karel V met een keten van de orde op een portret van Orley.
 
 
Graaf Philipp von Sinzendorf in de ordekledij van het Gulden Vlies; Hyacinthe Rigaud

De Orde verloor zijn grootmeester uit het Huis Valois toen Karel de Stoute sneuvelde in de Slag bij Nancy in 1477. De Orde bleef in handen van diens dochter Maria van Bourgondië en haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk uit het Huis Habsburg. Hierdoor namen de Habsburgers, als opvolgers van de titel "duc de Bourgogne", de soevereiniteit over van de Orde.
In 1516 wijzigde Karel V de statuten van de Orde en er werden nu vijftig ridders benoemd in plaats van dertig. Dit werd in hetzelfde jaar bevestigd in de bul van Paus Leo X, waarbij tevens de stichting van de orde werd bevestigd door de paus. De bul bevindt zich sinds 1934 in het Haus-, Hof- und Staatsarchiv in Wenen.
De pauselijke privileges, toegekend door de bul van paus Leo X, tonen aan dat deze Orde in feite een religieuze gemeenschap was. De vergaderingen moesten plaats hebben in een kerk, waarbij de leden van de Orde een gereserveerde plaats hadden in het koorgestoelte - plaatsen anders voorbehouden aan de clerus. Hierdoor vindt men in verschillende kerken de wapenschilden van de ridders van de Orde in het koorgestoelte (Gent, Brugge, Mechelen, Barcelona en Den Haag).
Karel V heeft de ridders slechts eenmaal tijdens zijn lange regering bijeengeroepen voor een kapittel. Dat werd in Barcelona gehouden. Karel liet de titel van grootmeester na aan zijn zoon Filips II. Maar ook Karels broer, Ferdinand, die na de abdicatie van Karel V keizer werd, eigende zich het recht toe om ridders in deze orde te benoemen.
De vliesridders waren niet onderworpen aan de wereldlijke rechtsmacht, maar aan het eigen gerecht van de Orde. Tijdens de regering van Filips II werd deze bepaling genegeerd. De veroordeling in 1568 door de "Bloedraad" en de daaropvolgende terechtstelling van de graven van Egmond en Hoorne, beiden ridder van het Gulden Vlies en dus onschendbaar, was immers in strijd met deze bepalingen. Er werden in de daaropvolgende jaren geen kapittelvergaderingen meer gehouden om koning Filips II de schande te besparen hiervoor ter verantwoording geroepen te worden. De gerechtelijke moord op de twee vliesridders belandde in de doofpot.
Tijdens de Spaanse Successieoorlog in de 18e eeuw, ontstond naast de Spaanse tak ook een Oostenrijkse tak van de Orde. De Spaanse en Oostenrijkse kanselarijen correspondeerden vruchteloos over deze kwestie totdat in 1700 met de dood van Karel II de Spaanse Habsburgers uitstierven.
Filips van Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV van Frankrijk, uit het Huis Bourbon, die in 1700 als Filips V koning van Spanje werd, noemde zich, zonder dat hij daar een overtuigend recht op kon doen gelden, grootmeester van deze orde. Oostenrijk protesteerde tevergeefs.
De laatste Habsburgse keizer stierf in 1766. Zijn dochter, keizerin Maria Theresia, erfde van haar vader niet alleen zijn grondgebied maar ook de zeggenschap over de Orde. Het Huis Habsburg-Lotharingen erfde aldus de titel met de Oostenrijkse landen en de Oostenrijkse Nederlanden.


De Britse Prins-gemaal Albert draagt op dit portret zijn Spaanse Gulden Vlies aan een lint om de hals

De schat van de Orde was eeuwenlang in Brussel bewaard maar moest in 1794 voor de oprukkende Franse troepen worden gered. De schat werd in Wenen ondergebracht.
Jozef Bonaparte, Napoleons oudere broer, zag zich als koning van Spanje als Grootmeester van deze Orde. Hij verleende het Gulden Vlies aan zijn broers Napoleon Bonaparte en Lodewijk Napoleon Bonaparte, koning van Holland.
Keizer Napoleon heeft op zijn beurt een "Orde van de Drie Gulden Vliezen" willen instellen. De keuze van de naam van deze orde wees erop dat hij een derde orde wilde instellen, hoger in rang dan de Spaanse of Oostenrijkse tak. Deze orde is niet tot bloei gekomen door het protest van de Légion d'honneur, dat niet op de tweede plaats wilde komen.
In 1815 speelde koning Willem I der Nederlanden met de gedachte om het Gulden Vlies in zijn rijk, dat grotendeels de landen van Bourgondische hertogen omvatte, als een Nederlandse tak van de Orde in te stellen. Daar kwam het niet van, waarschijnlijk omdat 's konings oudste zoon al ridder in de Spaanse Orde was. Nederland zou daarmee ook de Habsburgers voor het hoofd hebben gestoten.

Karel IV van Spanje nam in 1805 koning Lodewijk Napoleon Bonaparte van Holland op in het Spaanse Gulden Vlies.
Zonder recht daartoe te bezitten nam Joseph Bonaparte met de Spaanse troon ook de Orde van het Gulden Vlies in bezit. Hij benoemde vijf Spanjaarden in de orde; het ging om Manuel José de Negrete, duque de Campo Alange; Diego López Pacheco, duque de Frías; Carlo-Canuto-Sebastiano Ferrero Fieschi, príncipe de Masserano; Gonzalo O’Farrill en Miguel de la Grúa Talamanca, marqués de Branciforte.
Na de restauratie (het herstel van de monarchie van de Spaanse Bourbons) in 1813 zag men de Spaanse tak van de Orde van het Gulden Vlies als een civiele ridderorde die ook kon worden verleend aan protestanten zoals de Hertog van Wellington, koning George IV van het Verenigd Koninkrijk en de Prins van Oranje, de latere koning Willem II.
In 1814 en 1816 volgden de prins van Oranje en koning Willem I. De latere koning Willem III werd in 1842 ridder en zijn zoon de prins van Oranje in 1863.
In 1924 werd ook prins Hendrik ridder van het Gulden Vlies. De protestantse Belgische koning Leopold I werd in 1835 in het Spaanse Gulden Vlies opgenomen. Al deze protestantse vorsten konden niet toetreden tot het Oostenrijkse Gulden Vlies.
Na de abdicatie van koning Alfons XIII in 1931 was de Spaanse tak van de Orde jarenlang een zelden verleende Huisorde van de Spaanse koningsfamilie, totdat de monarchie met Juan Carlos weer hersteld werd in 1975. De Spaanse koning verleende de Orde van het Gulden Vlies de afgelopen jaren aan vooraanstaande Spaanse edelen, goede vrienden en bevriende staatshoofden. Keizer Akihito van Japan liet de zware gouden keten in zijn Madrileense hotelkamer liggen. De keten, die bij het overlijden van een ridder terug moet worden gebracht naar Spanje, is sindsdien zoek.
De Oostenrijkse tak van de Orde bleef steeds het exclusieve bezit van het hoofd van het Huis Habsburg en houdt zich, tot op heden, aan de oude statuten. De laatste keizer, Karel I, nam in 1918 de kostbare gouden ordetekenen mee in ballingschap en gaf ze in bewaring aan zijn Zwitserse advocaat. Maar deze verduisterde het goud en verdween. De "Ordensschatz" bleef achter in Wenen. De belangrijkste stukken worden bewaard in de "Weltliche Schatzkammer" in het Kunsthistorisches Museum in Wenen, waaronder het "Schwurzkreuz", het kruis waarop pasbenoemde ridders de eed aflegden.
De Oostenrijkse tak is eeuwenlang geregeld in kapittel bijeengekomen en ook nu nog vinden plechtige bijeenkomsten van de Orde plaats. Karel van Habsburg-Lotharingen is "Hoofd en Soeverein" van de Orde. Koning Juan Carlos I van Spanje is "Soeverein".


Frans V van Modena droeg zijn Oostenrijkse Gulden Vlies om de hals.

Het symbool van de Orde is een klein gouden ramsvacht met kop en poten, door een ring gehaald, hangend aan een gouden keten, waarvan de 52 schakels het Bourgondische vuurslagmotief vertonen. De naam van de orde verwijst waarschijnlijk naar de Griekse mythologie. Een gulden vlies komt voor in de sage van Jason en de Argonauten die het Gulden Vlies moesten bemachtigen, een gouden ramsvacht. Het is onduidelijk waarom Filips de Goede niet voor een meer gebruikelijk bijbels thema of voor een heilige koos toen hij de naam en het kleinood van zijn Ridderorde vaststelde. Er zijn achteraf meerdere verklaringen gegeven. Het gulden vlies zou suggereren dat de Bourgondische dynastie afstamde van de Trojanen en er is, eveneens achteraf, ook een bijbelse verwijzing gevonden in het Oude Testament.
De eerste kanselier van de Orde, Jean Germain, bisschop van Chalons verwees naar een passage in Richteren waar Gideon een ramshuid op de grond moest leggen en de daarop verzamelde dauw een teken Gods betekende voor zijn uitverkiezing. Deze passage, Richteren 6:37 wordt gelezen als een aankondiging van de geboorte van Christus.
De tweede kanselier, Willem de Fillastre verwees naar de vijf andere ramshuiden waarvan in het Oude Testament sprake is. Een andere, meer politieke, verklaring voor deze naam is het feit dat Filips de Goede (Jason) zijn belangrijkste leenmannen (de Argonauten) in een klein gezelschap plaatste waardoor deze zich belangrijker voelden dan de andere leenmannen, die niet in de orde zaten. Zo voorkwam Filips de Goede dat zijn leenmannen in opstand kwamen en hield hij de personele unie bij elkaar.
In de 15e eeuw werd het Gulden Vlies aan een zware keten van geschakelde vuurslagen gedragen. De ridders werden geacht hun keten altijd te dragen. Omdat dat onpraktisch was, stond Karel V hen in 1516 toe om ook een lichtere keten of een zijden band te gebruiken. In de 16e eeuw koos men bij minder formele gelegenheden voor lichtere ketenen van kleine ronde schakels.
In de 18e eeuw werd het gulden vlies steeds vaker samen met de vuurslag en een steen met geëmailleerde vlammen aan een rood lint om de hals of op de borst gedragen. Deze draagwijze werd al snel de norm aan de Europese hoven, en de keten en de habijt raakten in onbruik. De keten werd alleen nog bij de verlening gebruikt. Op de blauwe gesp van het halssieraad stond nu "PRETIVUM LABORVM" en "NON VILE" geschreven wat "als beloning voor prestaties" en "niet te koop" betekent. De adelsgemeenschap was nu ook een "Orde van verdienste" geworden.
In de 18e eeuw werden de halssieraden, die privébezit waren en niet zoals de keten na de dood van een Ridder teruggegeven moesten worden, vaak in strijd met het reglement met diamanten en robijnen versierd.
De door Filips de Goede ingevoerde ordekleding bestond uit een rode mantel. De hoofdbedekking was in de eerste jaren niet uniform, maar Karel de Stoute verordende en rode "chaperon", een baret met een lange huik. Er was ook een zwart rouwgewaad.
In de late 18e en vroege 19e eeuw raakte het ornaat in onbruik. De vroege 19e eeuw zag een korte opleving van het gebruik, maar na 1830 werd het kostuum ook aan het Weense hof niet meer gezien. Er waren geen investuren en feestelijke maaltijden meer en alleen de Oostenrijkse Keizers lieten zich nog in de mantel afbeelden.

File:Gulden vlies-kapittel.jpg
Wapenborden herinneren in een aantal kerken aan de kapittels van de orde. Zo ook hier in de Sint-Baafskathedraal te Gent

De Orde van het Gulden Vlies in de Koninkrijken der Nederlanden en België

De Nederlandse "Vader des Vaderlands", Willem van Oranje en andere vorsten uit de Huizen Châlon, Nassau en Breda waren ridders van het Gulden Vlies. De protestantse stadhouders kwamen niet in aanmerking voor benoeming in de tot 1805 strikt katholieke orden (in Spanje en Oostenrijk) van het Gulden Vlies. Tijdens het Spaanse en Oostenrijkse bestuur over de Zuidelijke Nederlanden werden de aldaar wonende hoge katholieke edelen wel opgenomen in zowel de Spaanse als de Oostenrijkse tak van de Orde.
De Franse Revolutie bracht een scheiding van Kerk en Staat en Napoleons oudere broer Jozef Bonaparte maakte van de Spaanse Orde van het Gulden Vlies een orde van verdienste die ook aan protestanten kon worden toegekend. Eén van hen was Willem, prins van Oranje, de latere koning Willem II. Ook koning Willem III, prins Hendrik en koningin Beatrix zijn in de Spaanse Orde opgenomen.


File:Albert I and Leopold III.jpg
Albert I, derde koning der Belgen, en zijn zoon de hertog van Brabant met zijn Spaans Vlies aan

De Belgische koninklijke familie

In de Belgische koninklijke familie waren en zijn veel ketens aanwezig; drie koningen en een aartshertog kregen de Oostenrijkse keten. Drie koningen en prins Filips kregen de Spaanse keten. Leopold I was enkel een Spaans vliesridder, de koning was een protestant.
De Belgische koning Leopold II droeg net zoals zijn schoonbroer Maximiliaan van Oostenrijk het Spaanse Vlies. Zijn broer, de graaf van Vlaanderen, bezat de keten in de Spaanse tak. Ook zijn neef Albert I droeg het Oostenrijkse Gulden Vlies, terwijl diens zoon Leopold de Spaanse keten kreeg in 1923.
De Belgische koning Albert II is ridder in zowel het Spaanse als het Oostenrijkse Gulden Vlies, zijn schoonzoon aartshertog Lorenz is als Habsburger enkel in het bezit van de Oostenrijkse tak.
Zijn voorganger Boudewijn was ridder in de Spaanse afdeling, hun schoonbroer groothertog Jan van Luxemburg is ook ridder in de beide takken. Boudewijn was een van drie door Juan de Borbón, troonpretendent en graaf van Barcelona in de Spaanse orde opgenomen ridders.
De vuurslag van het Gulden Vlies en het Kruis van Bourgondië zijn terug te vinden in de Nederlandse Militaire Willems-Orde (1815) en de Belgische Decoration Civique (1867). Ook in België is enige malen overwogen om de Orde van het Gulden Vlies als Belgische Orde in te stellen.

De Orde van het Gulden Vlies in Georgië

Versiersel uit GeorchiëNa de ineenstorting van de Sovjet-Unie heeft Georgië een Orde van het Gulden Vlies ingesteld. Het versiersel van de Orde van het Gulden Vlies van Georgië lijkt niet op de oude Habsburgse orde. Georgië wordt door historici genoemd als het land Colchis waar Jason het gulden vlies roofde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten