De Geschiedenis van Vlaanderen komt weldra in boekvorm uit. Daarom zijn de 36 delen offline gehaald op vraag van de auteur.
Ik zal proberen een alternatief te bieden, weliswaar in een ander kleedje gegoten.
De Geschiedenis van Vlaanderen loopt van de Romeinse tijd tot het eind van de 14de eeuw wanneer Vlaanderen verdwijnt als zelfstandige staat.
Na deze periode is Vlaanderen achtereenvolgens onder Bourgondische, Habsburgse, Spaanse, Oostenrijkse en Franse bewinden gevallen om in 1830 als Belgisch Vlaanderen te eindigen.

Deze verschillende perioden worden hier uitvoerig besproken.

De eerste kruistocht


 
De Eerste Kruistocht (1096-1099) was een militaire expeditie door het Westers christendom om het Heilige Land, dat veroverd was in de moslimverovering van de Levant terug te krijgen, wat uiteindelijk resulteerde in de herovering van Jeruzalem. In 1095 riep paus Urbanus II ertoe op, als reactie op een verzoek van Byzantijnse keizer Alexios I Komnenos, dat westerse vrijwilligers hem zouden komen bijstaan om de binnenvallende Seltsjoeken af te weren van Anatolië. Een bijkomend doel werd al snel de voornaamste doelstelling - de christelijke herovering van de heilige stad Jeruzalem en het Heilige Land en het bevrijden van de oosterse christenen van de islamitische heerschappij.
Tijdens de kruistocht reisden ridders en boeren van vele naties van West-Europa over land en zee, eerst naar Constantinopel en daarna verder naar Jeruzalem, als kruisvaarders; de boeren waren veel talrijker dan de ridders. Boeren en ridders werden gesplitst in afzonderlijke legers, maar omdat de boeren niet zo goed getraind waren in de strijd als de ridders, lukte het hun leger niet Jeruzalem te bereiken. Eens de ridders Jeruzalem bereikten vielen ze de stad aan, die ze ook veroverden in juli 1099. Ze vestigden daarop de kruisvaardersstaten van het koninkrijk Jeruzalem, het graafschap Tripoli, het vorstendom Antiochië en het graafschap Edessa.
Omdat de Eerste Kruistocht grotendeels draaide rond Jeruzalem, een stad die reeds 461 jaar niet meer onder christelijke heerschappij was geweest, en het kruisvaardersleger weigerde het land terug te laten keren onder het bestuur van het Byzantijnse Rijk, blijft de status van de Eerste Kruistocht als defensief of als agressief controversieel.
De Eerste Kruistocht maakte deel uit van de christelijke reactie op de islamitische veroveringen en werd gevolgd door de Tweede Kruistocht tot de Negende Kruistocht, maar de gemaakte winst hield minder dan 200 jaar stand. Het was ook de eerste grote stap op weg naar de heropening van de internationale handel in het Westen sinds de val van het West-Romeinse Rijk


Voorgeschiedenis

De tegenstelling tussen het Oost-Romeinse en West-Romeinse Rijk, in wereldlijke en in religieuze zin, de opkomst van de islam en de machtsverhoudingen in het Oost-Romeinse Rijk zijn van belang geweest als aanleiding en motief voor de Eerste Kruistocht. Na de val van het West-Romeinse Rijk maakten de nieuwe overheersers gretig gebruik van de katholieke kerk om hen te helpen bij het besturen van hun gebieden en deze kon daardoor later uitgroeien tot een grote politieke macht. Het Oost-Romeinse Rijk, later door historici ook wel aangeduid als het Byzantijnse Rijk hoewel het die naam nooit gedragen heeft, overleefde de val van het West-Romeinse Rijk, maar door de constante interne conflicten was het een verre van stabiel gebied. De Oost-Romeinse keizers wilden allen graag hun gebied uitbreiden, iets dat veel geld kostte. Omdat dat geld werd verhaald op de bevolking, zorgde dit voor veel ontevredenheid in het Oost-Romeinse Rijk. Na eerst een lange oorlog tegen de Perzen gevoerd te hebben, werd het Oost-Romeinse Rijk zelf bedreigd: Mohammed verenigde begin 7e eeuw de stammen van Arabië onder de banier van de islam. Na zijn dood in 632 begonnen de moslims met hun eigen expansie. Omdat de Oost-Romeinse keizers niet geliefd waren, werden deze nieuwe overheersers met open armen ontvangen, mede vanwege het feit dat ze onder deze nieuwe overheersers minder belasting hoefden te betalen.
Pas tegen het einde van de 10e eeuw kon het Oost-Romeinse Rijk zich genoeg herstellen om in de tegenaanval te gaan. Ondertussen had de katholieke Kerk zich in het westen ontpopt tot een politieke macht van enige betekenis. De katholieke Kerk en de Byzantijnse (lees: Oost-Romeinse) Kerk, en dientengevolge ook de Byzantijnse keizer, hadden veel meningsverschillen, vooral over dogmatische kwesties, die nogal eens leidden tot het over en weer uitspreken van banvloeken, leidend tot het Oosters Schisma (1054). Tegen het einde van de 11e eeuw was in het Oost-Romeinse Rijk Romanos IV aan de macht gekomen. Na de Slag bij Manzikert (1071) was hij het Anatolische deel van zijn rijk vrijwel geheel kwijtgeraakt. Romanos, en tevens zijn opvolgers, ontbrak het aan manschappen om dit verlies ongedaan maken.

 Slag bij Manzikert

thumb.

Volgens Runciman was het Byzantijnse leger, ondanks hervormingen door Romanus IV, niet langer de magnifieke strijdmacht van 50 jaar eerder. De cavalerie-eenheden, vroeger 60.000 man sterk en verantwoordelijk voor de bewaking van de Syrische grens, waren ontbonden. Het grootste deel van het leger bestond nu uit huurlingen, Slaven uit de Balkan en Turken van de Russische steppen. Het elitekorps, de Varangische Garde, werd gevormd door Noren, Normandiërs en Frankische cavalerie. Van de 100.000 man bestond meer dan de helft uit Turkse huurlingen.
Toen Romanus met dit leger naar het oosten trok, verraste dit Alp Arslan. Hij deed een oproep aan de gehele moslimwereld voor een heilige oorlog tegen de christenen. Zijn leger bestond uit Arabieren, stammen uit Iran, Irak, Syrië en natuurlijk Seltsjoeken. Schattingen over de omvang van dit leger variëren sterk. Een opgave bestaat uit een leger van 15.000–20.000 Seltsjoeken, Ibn'ul-Cevzi: 20.000; Sibt, Ibn'ül-Adîm, Ahbar, Ibn'ül-Esîr: 15.000; Imâd'üd-dîn 14.000; Ibnü Munkiz, 13.000, totaal 68.000 man).
Romanus stuurde een belangrijk deel van het leger, Turkse huurlingen onder het bevel van Joseph Tarchaniotes, een Georgisch officier, naar het meer van Van. Bronnen spreken elkaar tegen over het lot van dit leger. Volgens latere Turkse geschiedschrijvers werd dit leger in een grote veldslag verslagen. Andere bronnen menen dat dit leger, zich hun eigen Turkse afkomst en hun achterstand in soldijbetaling herinnerend, overliep naar Arslan en tijdens de slag aan de zijde van Arslan streed. Sommigen menen dat Tarchaniotes omgekocht werd door de met de keizer rivaliserende familie Doukas.
Romanus hield hierdoor minder dan de helft van zijn leger over. De feitelijke veldslag vond waarschijnlijk ongeveer drie kilometer van de stad Manzikert plaats, op een vlakte begrensd door begroeide heuvels.
De dag voor de slag bood Alp Arslan een verdrag aan, waarbij Armenië tussen beiden verdeeld werd. Alp Arslan zou hierdoor de handen vrij krijgen om naar de Fatamiden in Egypte te trekken. Romanus wees het aanbod af.

Romanus IV
De dag waarop de slag plaats vond staat niet vast. Moslimbronnen vermelden een vrijdag in augustus, vaak de vijfde; de Byzantijnse ooggetuige Attaleiates een maanloze nacht, wat volgens latere berekeningen overeenkomt met 26 augustus.
De bronnen verschillen ook voor wat betreft de omvang van de legers.
Arp Arslan bereidde een aantal hinderlagen in de heuvels voor. Boogschutters vormden het centrum op de vlakte. Het Byzantijnse leger werd op klassieke wijze opgesteld: infanterie in verschillende linies in het centrum, en cavalerie op de vleugels. De achterhoede stond onder bevel van Andronicus Doukas, neef van de keizer en aanvoerder van de rivaliserende familie. Romanus zelf commandeerde de voorhoede.
Tijdens de slag trokken de Turkse boogschutters voor het Byzantijnse centrum terug in een halvemaanvormige formatie, de Byzantijnse troepen voortdurend beschietend. Het Byzantijnse leger handhaafde lange tijd gedisciplineerd zijn formatie. In de middag verloor de cavalerie onder deze beschieting de zelfcontrole, chargeerde en liep in de valstrikken tussen de heuvels.
Romanus gaf opdracht tot een terugtocht. Arp Arslan zag dat en beval een algemene aanval waarbij zijn troepen gebruik wisten te maken van gaten die in de Byzantijnse linie ontstaan waren. Romanus gaf bevel weer op te rukken, een bevel dat niet opgevolgd werd door Doukas. Deze gaf opdracht verder terug te trekken naar het basiskamp, mogelijk aannemend dat de keizer gesneuveld was.
De voorhoede werd van de achterhoede gescheiden. Een van de vleugels werd van de voorhoede gescheiden en vernietigd. Romanus werd gevangengenomen. Ook de Byzantijnse achterhoede werd uiteengeslagen en vernietigd.
Alp Arslan nodigde de verslagen en gevangen Romanus uit aan zijn tafel. Na de slag kwamen belangrijke steden als Edessa en Antiochië aan de Seltsjoeken.


Paus Urbanus II bepleit de Eerste Kruistocht
 
Mehmet Alp Arslan nam twee dochters van Romanus als bruid voor twee van zijn zonen. Romanus werd daarna verraden en afgezet als keizer van het Byzantijnse Rijk en uit het rijk verbannen.


Veel historici beschouwen deze slag als het begin van het verval van het Byzantijnse Rijk. Door de overgave van Antiochië, Edessa en Manzikert verloor het Byzantijnse Rijk zijn handel en invloed op het Midden-Oosten.
Binnen enkele jaren ging Klein-Azië, de belangrijkste bron van manschappen en inkomsten voor Byzantium, verloren en schreef de Byzantijnse keizer aan Paus Urbanus II met een verzoek om hulp. Dit leidde vanaf 1096 tot de kruistochten.

Santiago de Compostella


Niet alleen het Oost-Romeinse Rijk had last van de expansie van de islam, ook het westelijke mediterrane gebied had hiervan last. Spanje was al sinds de 8e eeuw grotendeels in islamitische handen. Moslims waren zelfs gevestigd in Italië. In de late 10e eeuw werden de moslims daar aangevoerd door de vizier van Córdoba, Mahomet ibn Abi Amir, bijgenaamd Al-Mansur en zodoende bekend bij de Spanjaarden als Almanzor. Deze Almanzor had een groot gebied op de christenen heroverd na een verzwakking van de moslimoverheersing tijdens de 9e eeuw, ook had hij een belangrijk bedevaartsoord geplunderd: Santiago de Compostella. In 1001 stierf hij en de moslims in de regio waren weer verdeeld. De Spaanse vorsten voelden dat de tijd rijp was voor een tegenaanval en zochten hiervoor steun bij de Kerk. Hun belangstelling ging vooral uit naar de invloedrijke benedictijnerabdij Cluny. Cluny ontving jaarlijks vele pelgrims en was er bij gebaat dat de pelgrims op weg naar Compostela niet een zekere dood tegemoet zouden treden. De Cluniacenzers waren gewillig en spoorden veel vorsten en ridders aan om te vechten tegen de heidenen in Spanje.
Alexander II
 
Toen de monniken van Cluny in het midden van de 11e eeuw zelfs een dominante rol binnen het pauselijk hof begonnen te krijgen, kreeg de onderneming zelfs de pauselijke zegen. Paus Alexander II gaf een aflaat aan alle deelnemers. Zijn opvolger paus Gregorius VII gaf echter alleen absolutie aan hen die stierven in hun strijd voor het Kruis, maar hij stond wel toe dat veroverd land mocht behouden worden, zij het als leengoed van de paus. De combinatie van Gods werk verrichten en land veroveren bleek populair onder de verveelde en landzoekende ridders van het Westen, en de onderneming was een succes. Niet alleen de ridders hadden hier baat bij, ook voor de katholieke Kerk was de onderneming een succes. Het liet zien dat een oorlog met pauselijke steun een effectief middel kon zijn om de politieke agenda van de katholieke Kerk te verwezenlijken, in het geval van Compostela het beveiligen van pelgrimroutes. Nu was de vraag alleen nog maar: kan het succes van Compostela herhaald worden?

Gregorius VII
 
Het was een feit dat er eeuwen strijd was tussen de Romeinse en de Oosterse Kerk, die vooral ging om de macht binnen de Kerk. Rome claimde dat de paus, als opvolger van Petrus, de macht had en de Oosterse Kerk claimde dat hun keizer de heerser was van alle gelovigen. Een ander belangrijk punt was tevens het feit dat de katholieke Kerk uniformiteit wilde op het vlak van regelgeving en liturgie, de Oosterse Kerk was te uitgebreid en had teveel verschillende afsplitsingen in hun geloof waardoor uniformiteit voor hen niet (politiek) haalbaar was. De Rooms-katholieke Kerk zocht dus naar manieren om een uniforme heerschappij over de kerk en toch ook verbeterde relaties tussen oost en west te bewerkstelligen.

Aanloop naar de Eerste Kruistocht

Onder paus Urbanus II werden de verhoudingen tussen het Oosterse Rijk en het Westen sterk verbeterd. Urbanus hief de banvloek op die zijn voorganger paus Gregorius VII had uitgesproken over de Byzantijnse keizer Alexius. Urbanus was een groot diplomaat en had goede betrekkingen met alle westerse landen. In 1095 hield hij het eerste grote concilie tijdens zijn bewind. Tijdens dit concilie werden tal van onderwerpen besproken, maar belangrijker was dat tijdens het concilie de vergadering aangesproken mocht worden. Dit was om de volgende reden belangrijk: de keizer van het Byzantijnse Rijk, Alexius, zocht nog steeds troepen voor zijn leger. Hij had gehoord van de successen van de Kruistochten naar Compostela en dacht dit te kunnen imiteren in zijn voordeel. Hierbij komen we weer terug op het belang van de inspraak tijdens het concilie. Alexius wist dat paus Urbanus een sympathisant was en dacht de aanwezigen bij het concilie ervan te kunnen overtuigen van het belang van een kruistocht. Alexius stuurde een gezantschap naar het concilie dat moest inspelen op het gevoel van de aanwezigen, om zo de steun van het westen te winnen. Zij deden dit door te benadrukken hoe slecht de oosterse christenen het hadden onder de heidense overheersing en dat, om de veiligheid van de christelijke wereld te waarborgen, de heidenen verdreven moesten worden. Het werkte: de bisschoppen waren onder de indruk en de paus al helemaal. Onderweg naar zijn volgende bestemming bedacht Urbanus een groots plan om een kruistocht te organiseren.
Tegen het einde van de zomer van 1095 begon de paus aan een serie reizen met als doel pauselijke zaken af te handelen, maar ook om deelnemers aan de ‘kruistocht’ naar Compostela op te zoeken en met hen te spreken over hun ervaringen, en eveneens om pelgrims die afkomstig waren uit het heilige land te ondervragen over de situatie daar. Van hen leerde hij dat, door het uiteenvallen van het Turkse Rijk, de situatie daar ontzettend slecht was, vooral voor christenen en pelgrims. Ook leerde hij dat de toegang tot het Heilige Land geblokkeerd werd evenals veel wegen die er heen leidden. Toen de maand november aangebroken was waren bijna alle bisschoppen die Urbanus opgeroepen had gearriveerd voor het concilie van Clermont. Tijdens dit concilie werden nagenoeg dezelfde dingen besproken als op het vorige concilie, maar nieuw was de oproep tot kruisvaart.
Op 27 november 1095 werd er verkondigd dat de paus een belangrijke aankondiging zou doen. De menigte die hier op af kwam was te groot om in de kathedraal, waar het concilie werd gehouden, kwijt te kunnen. Als oplossing werd de toespraak gehouden op een groot veld vlakbij de oostelijke poort van de stad. Naar overlevering is de toespraak als volgt in zijn werk gegaan: Urbanus begon zijn toespraak met het proberen zijn toehoorders te overtuigen, dat het noodzakelijk was om hun Oosterse christenbroeders te helpen met hun strijd tegen de heidenen. De heidenen waren tot in het hart van de christelijke gebieden doorgedrongen en waar zij zich vestigden werden de christenen slecht behandeld en de aanwezige heiligdommen werden zelfs ontheiligd door de heidenen. Ook legde Urbanus de nadruk op de heiligheid van Jeruzalem en op het leed dat de pelgrims in Jeruzalem moesten ondergaan op weg naar en in het Heilige Land. Hij beriep zich toen op de westerse christenen, arm en rijk beide, om hun oosterse broeders te helpen in hun strijd tegen de onzaligen. Ze moesten hun onderlinge strijd staken en de wapens opnemen tegen de heidenen. In deze heilige oorlog zou God zelf hen leiden en voor iedereen die meevocht was er totale vergeving van de zonden.
Paus Urbanus had wel verwacht dat men wel bereid was om mee te doen aan deze kruistocht, maar het enthousiasme waarmee er gereageerd werd, had hij niet verwacht. Er werd tijdens zijn toespraak al ‘Dieu le veult!’ geroepen (dat ‘God wil het’ betekent) en de paus had amper zijn toespraak beëindigd, toen de bisschop van Le Puy van zijn plaats opstond en voor de pauselijke troon neerknielde en smeekte of hij aan de expeditie mocht deelnemen en honderden volgden zijn voorbeeld. De kardinaal Gregorius liet zich kort daarna op z’n knieën vallen en begon zeer luid het Confiteor, de schuldbelijdenis te reciteren, al snel volgde de menigte hem en echode hem na. Dit vertoon van devotie en bereidwilligheid was prachtig, maar Urbanus had nog geen concrete plannen voor de kruistocht en het ontbrak er tijdens het concilie ook aan gewichtige wereldlijke leiders.

Voorbereidingen voor de Eerste Kruistocht

Deze waren belangrijk omdat ze getrainde soldaten nodig hadden; de aanwezigen tijdens het concilie bestonden echter uit gewone mannen en kerkelijke ambtenaren. Ook waren er regels en voorschriften nodig voor de kruistocht. Ondertussen had paus Urbanus zijn bisschoppen bijeengeroepen om de kruistocht verder te bespreken en te plannen. Er werd alvast besloten dat iedereen die met vrome bedoelingen meeging met de kruistocht, vrijgesteld werd van straffen die betrekking hadden op recente zonden. Ook werd er beslist dat een ieder die meeging, zijn eigendommen door de lokale bisschop zou laten beheren, zodat er tijdens zijn afwezigheid niets mee kon gebeuren. Ook moest iedereen die mee deed een kruis op de schouder van zijn bovenkleed bevestigen. Kerkelijke ambtenaren zoals bisschoppen en monniken mochten alleen meegaan met de toestemming van hun kerkelijke leiders, zwakken en ouderen werden overigens ontmoedigd om mee te gaan.

Raymond IV of Toulouse.jpg
Raymond IV van Toulouse

De datum van verzameling in Constantinopel werd ook vastgesteld: 15 augustus 1096. Deze datum, Maria-Tenhemelopneming, werd gekozen omdat dan de oogsten binnen zouden komen en deze oogsten konden dan fungeren als voorraden voor onderweg. Na het opstellen van deze basisregels, besloot paus Urbanus dat er een leider moest worden aangesteld. Deze leider moest naast zijn leiderschapstaak, ook uitbeelden dat de expeditie onder het zeggenschap van de kerk stond. De daaropvolgende keuze voor Adhemar de bisschop van Le Puy, had drie redenen: de eerste reden was dat hij van de Kerk was en zo het zeggenschap van de Kerk symboliseerde, de tweede reden; dat hij tijdens het concilie van Clermont als eerste reageerde op de oproep van de paus en als laatste en waarschijnlijk belangrijkste reden: Adhemar was een goede prediker, een tactvolle diplomaat en over het algemeen een goedmoedige man, die door iedereen zou worden gerespecteerd. Adhemar kon mensen overtuigen in plaats van te bevelen. Zijn invloed werd gebruikt om passie aan te wakkeren en de goede bedoelingen van de expeditie aan te tonen. Helaas was zijn invloed niet altijd sterk genoeg om de wereldlijke machthebbers onder zijn commando ook daadwerkelijk onder controle te houden.
De eerste van de wereldlijke machthebbers die zich aanmeldde voor de Kruistocht was graaf Raymond IV van Toulouse. Op 2 december 1095, arriveerden er boodschappers van graaf Raymond in Clermont om de paus hiervan op de hoogte te stellen. De, voor dit hoofdstuk, gebruikte bron (p63) suggereert dat dit uit voorbedachten rade was en dat Raymond al eerder dan Clermont van de kruistochtplannen op de hoogte was. Dit is bijzonder aannemelijk vanwege het feit dat Raymond nooit van de toespraak van de paus had kunnen horen, op de plaats waar hij was, zo kort na Clermont. Als eerste wereldlijke machthebber die zich had aangemeld, verwachtte Raymond het seculiere leiderschap over de Kruistocht, hij wilde de Mozes zijn tegenover Adhemar als een Aäron, naar het beroemde Bijbelgedeelte Exodus over de Uittocht uit Egypte. Hoewel Urbanus dit afkeurde heeft hij dit idee nooit echt laten varen, wel heeft hij zijn medewerking verleend aan Adhemar. Na 2 december reisde paus Urbanus naar verscheidene aan Cluny gelieerde kloosters om daar de kruistochten te prediken en verbleef met Kerstmis in Limoges, waar hij hetzelfde deed. Tot mei predikte hij de kruistocht onder andere in Tours, Aquitanië en Saintes. In mei verbleef Urbanus in Toulouse om daar de kruistocht te bespreken met zijn gastheer, graaf Raymond, en brieven te versturen naar kerkelijke leiders met informatie over de beslissingen gemaakt tijdens het Synode van Clermont, dus ook de kruistochten. Ook schreef hij aan de gelovigen in Vlaanderen om hen op te roepen tot deelname aan de kruistocht. Ook kreeg hij bericht van de deelname van Hugh van Vermandois en dat Raymond, om zijn goede intenties te tonen, veel van zijn bezit overdroeg aan het klooster van Saint-Gilles.
Ook, waarschijnlijk op aanraden van Raymond, riep hij de hulp in van de Genuezen. Hun hulp was nodig omdat zij met hun maritieme macht de aanvoer van voorraden in stand konden houden. De republiek van Genua stemde er mee in om twaalf galeien en een transportvaartuig te geven, maar wachtte wel af tot ze er zeker van waren, dat de kruistocht een serieuze onderneming was. Om deze reden scheepte deze vloot pas 1097 in. In de tussentijd namen wel veel inwoners van Genua het kruis aan en gingen mee op kruistocht. Tegen de tijd dat paus Urbanus in Italië terugkeerde, was hij verzekerd van het succes van zijn plannen. Zijn preken en oproepen tot deelname aan de kruistocht vonden gewillige oren, zelfs in verafgelegen plaatsen zoals Engeland en Denemarken. Velen verzamelden geld voor de kruistocht door bezit te verpanden en sommigen verkochten zelfs hun bezit, in de verwachting nooit meer terug te komen. Ook een groot aantal edelen gaf gehoor aan de oproep zoals o.a. Raymond IV van Toulouse, Hugo I van Vermandois, Robert II van Vlaanderen, Robert van Normandië, Stefanus II van Blois, Hugo VII van Lusignan en ook, vrij opmerkelijk, adel in dienst van de (ruzie met de paus hebbende) keizer Hendrik IV van het Heilige Roomse Rijk, zoals Godfried van Bouillon met zijn broers Eustaas III van Boulogne en Boudewijn I van Jeruzalem. Ook in Italië vond de paus gewillige adel, onder andere de prins van Tarente, Bohemund samen met zijn neef Tancred, die na de verovering op Byzantium van Bari niet veel mogelijkheden tot expansie had in Italië. Hij was een vijand van Byzantium en zag zijn kansen in het Beloofde Land liggen. Toen Urbanus terugkeerde in Rome in 1096, kon hij zichzelf verzekeren, dat niets zijn kruistocht nog kon stoppen.

Zie extra pagina: de kruisvaarders

Geen opmerkingen:

Een reactie posten