Karel ende Elegast
Het titelblad van de oudste overgeleverde druk van Karel ende Elegast
Dankzij een vijftal drukken uit de 15e en de 16e eeuw bezit men een volledige versie van dit verhaal. Hiermee is Karel ende Elegast de enige Middelnederlandse Karelroman waarvan men nog een volledige tekst bezit.
Het verhaal
De nacht voor de hofdag krijgt Karel de Grote in een droom bezoek van een engel die hem opdraagt om uit stelen te gaan, anders zal hij sterven. Eerst staat Karel sceptisch tegenover de betrouwbaarheid van de engel, maar wordt overtuigd wanneer deze de opdracht tot driemaal toe herhaalt en hij rijdt het donkere woud in om te gaan stelen. Al rijdend door het woud komt Karel tot het inzicht dat hij zijn trouwe ridder Elegast te zwaar heeft gestraft door hem te verbannen voor een klein vergrijp. Hij komt dan een zwarte ridder tegen, aan wie hij zijn naam niet wil vertellen. Nadat de vorst de onbekende, die Elegast blijkt te zijn, heeft verslagen in een gevecht, stelt hij zichzelf voor als Adelbrecht (‘van adellijke geboorte’), omdat hij niet wil dat Elegast weet dat de koning uit stelen is gegaan.
Karel/Adelbrecht stelt dan voor om bij de koning (bij zichzelf dus) in te breken, maar een verontwaardigde Elegast verwerpt zijn voorstel: hij is nog steeds trouw aan zijn vorst. In plaats daarvan wil hij Eggeric, Karels kwaadaardige zwager, gaan bestelen. Elegast vermoedt al snel dat Karel/Adelbrecht geen echte dief is, onder meer omdat hij een ploegschaar wil gebruiken om in te breken in Eggermonde, Eggerics kasteel. Eenmaal aangekomen sluipt Elegast als eerste naar binnen. Daar wordt de meesterdief door een haan, die hij met behulp van magische kruiden kan verstaan, gewaarschuwd dat de koning in de buurt is. Wanneer Elegast dit hoort, wil hij Karel/Adelbrecht waarschuwen. Die wil naar huis, maar Elegast weigert, en gaat verder.
Nadat ze een grote buit vergaard hebben, maakt Karel/Adelbrecht weer aanstalten om te vertrekken. Maar Elegast wil eerst nog een kostbaar zadel stelen uit de slaapkamer van Eggeric. Deze wordt echter wakker door het lawaai van de belletjes van het zadel. Zijn vrouw, de zuster van koning Karel, probeert hem te kalmeren en dat brengt hem ertoe te vertellen wat hem zo onrustig maakt: hij wil Karel op de hofdag om het leven brengen. Omdat ze vervolgens razend kwaad wordt, slaat Eggeric haar een bloedneus. Elegast, die zich in de slaapkamer van Eggeric en zijn vrouw bevindt, vangt haar bloed op met zijn handschoen als bewijs voor het plan van Eggeric.
Nadat hij weer naar buiten is gegaan, vertelt Elegast Karel/Adelbrecht over het complot. De koning beseft nu waarom God hem uit stelen liet gaan. Omdat Elegast de koning niet meer onder ogen durft te komen, zegt Karel/Adelbrecht dat hij de vorst wel op de hoogte zal brengen en keert hij terug naar zijn kasteel. De volgende dag, op de hofdag, beschuldigt Karel Eggeric en de andere samenzweerders van het verraad en doet hij een beroep op Elegast als getuige. Die toont de bebloede handschoen als bewijs van Eggerics schuld. Elegast daagt Eggeric uit tot een tweegevecht om uit te maken wie de waarheid spreekt. De trouwe Elegast doodt Eggeric, wordt in ere hersteld en mag met de weduwe van Eggeric, de zuster van Karel, trouwen.
Compositie
Het verhaal heeft een strakke compositie en een ellipsstructuur; het begint en eindigt in het kasteel van Karel.
De roman valt in zeven delen uiteen:
- De inleiding/proloog
- De opdracht (kasteel van Karel)
- De nachtelijke tocht en het tweegevecht
- De episode waarin de grote vaardigheid van Elegast en de onhandigheid van Karel aan het licht komen.
- De inbraak en de ontdekking van de samenzwering (kasteel van Eggheric)
- De ontknoping en het godsgericht (kasteel van Karel)
- De epiloog
- Elegast
- Karel de Grote
- Eggheric van Eggermonde
Analyse
In het begin van het verhaal komen herkenbare christelijke elementen aan bod: Karel wordt in een droom driemaal bezocht door een engel. Gods ingreep zal uiteindelijk leiden tot Karels ontdekking van Eggerics verraad. De tegenstelling tussen God en de duivel wordt ook beschreven door middel van getallensymboliek. De engel verschijnt driemaal. Voor Karel is dat het bewijs dat het daadwerkelijk een bevel van God is om uit stelen te gaan. De duivel heeft slechts de kracht om tweemaal te verschijnen.
Behalve christelijke elementen zijn er ook sprookjeselementen. Elegast beschikt over de gave om met dieren te kunnen spreken na het innemen van een toverkruid. Los daarvan kent hij ook toverspreuken. Daarmee heeft hij Eggeric en zijn vrouw in slaap gebracht. Tijdens de middeleeuwen hadden bepaalde plaatsen een symbolische waarde. Zo werd het hof geassocieerd met veiligheid en het woud met een plaats waar alles misliep. In dit verhaal is de connotatie van het woud niet enkel negatief. Niet alleen woont de goede Elegast er, maar het is tevens de plaats waar Karel tot bezinning komt over de harde veroordeling en verbanning van zijn trouwe vazal.
Een ander voorbeeld waarbij symbolische waarden worden omgekeerd, is de betekenis van de kleur zwart. Dat stond in de middeleeuwen namelijk symbool voor alles wat slecht was. Elegast die een zwart harnas aanheeft, wordt eerst gezien als een vijand voor Karel. Later blijkt hij echter goed te zijn, ondanks de zwarte kleur van zijn harnas.
Verder kunnen er ook humoristische elementen in het verhaal worden aangetroffen. Dit is bijvoorbeeld te merken aan de manier waarop Karel de Grote wordt voorgesteld. Wanneer hij zich in het woud bevindt, wordt hij beschreven als een bange vorst. De koning is bang in het donker, terwijl de verteller beschrijft hoe helder de hemel is. Een ander voorbeeld waarin Karel op een humoristische manier beschreven wordt, is het moment waarop hij en Elegast voor de muren van Eggerics woning staan. Zijn onprofessioneel gedrag als dief wordt meteen duidelijk wanneer hij de stenen muur wil slopen met een ploegschaar. Dit werktuig wordt enkel gebruikt om lemen muren open te breken. Elegast lacht hem hartelijk uit en vraagt zich af of hij wel een dief is.
Ontstaan
Aan het op schrift stellen van Karel ende Elegast gaat een lange mondelinge traditie vooraf. Vooral het motief van ‘een koning die incognito uit stelen gaat’ was al zeer oud en kende een ruime verspreiding in Europa en Azië. Naargelang de regio of het tijdstip kreeg die koning de naam van een charismatische heerser aan wie men zich op dat ogenblik wilde spiegelen. In het middeleeuwse West-Europa en Scandinavië was dat de figuur van Karel de Grote. Al vrij snel werd de legende verspreid dat Karel een goddelijke boodschap gekregen had van een engel, dat hij op roverspad moest gaan en daarbij een verstoten vazal (Elegast) tegen het lijf liep. Uiteindelijk zou het tot ongeveer 1250 duren voordat het hele verhaal van Karel ende Elegast neergeschreven werd in de vorm die we nu kennen.
De meeste hedendaagse literatuurhistorici gaan ervan uit dat Karel ende Elegast niet alleen gebaseerd is op de mondelinge overlevering. De auteur zou ook een concrete Franse brontekst ter beschikking hebben gehad: het zogenaamde Chanson de Basin. Van die tekst, waar enkele Latijnse en Scandinavische bronnen gewag van maken, is echter niets bewaard gebleven.
Drs. L.E.O. Faes beweert dat Karel ende Elegast op enige wijze is afgeleid van de Historie van de Vier Heemskinderen ("Elegast is Malegijs ~ Ingelheim is Tongeren" Enschede 2009 ISBN 9789055123131; "Dood de vier Heemskinderen!" Enschede 2010 ISBN 9789055123308).
Overlevering en receptie
Van Karel ende Elegast zijn vele tekstgetuigen bewaard gebleven, zowel in handschrift als in druk. Van de handschriften zijn enkel fragmenten bewaard. Als we de tekst in zijn geheel willen lezen moeten we gebruik maken van de Rijnlandse vertaling die is opgenomen in de zogenaamde Karlmeinet-compilatie (Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, 2290). Dat is een grote bundel Karelteksten die in de 14e eeuw tot stand kwam in het Rijngebied. Ook kunnen we een beroep doen op de vijf bewaarde drukken van het verhaal uit het eind van de 15e en het begin van de 16e eeuw. In het geval van Karel ende Elegast werd de tekst bij het ter perse gaan niet in proza omgezet, zoals bij de meeste versromans was gebeurd, maar werd de oorspronkelijke versvorm bewaard.In de 19e eeuw verscheen een prozabewerking van Karel ende Elegast, geschreven door J.A. Alberdingk Thijm, in zijn bundel Karolingische verhalen (1851). Zelfs in onze tijd wordt de stof van Karel ende Elegast nog gebruikt; het verhaal wordt vandaag de dag nog opgevoerd als (school)toneelstuk en is ook in bewerkte vorm als jeugdboek en stripverhaal uitgebracht.
Eind jaren 60 bestond er ook een Vlaamse kleinkunstgroep die zich "De Elegasten" noemde. Ze hadden in 1969 een hit met "Wat heb je vandaag op school geleerd?".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten