De Geschiedenis van Vlaanderen komt weldra in boekvorm uit. Daarom zijn de 36 delen offline gehaald op vraag van de auteur.
Ik zal proberen een alternatief te bieden, weliswaar in een ander kleedje gegoten.
De Geschiedenis van Vlaanderen loopt van de Romeinse tijd tot het eind van de 14de eeuw wanneer Vlaanderen verdwijnt als zelfstandige staat.
Na deze periode is Vlaanderen achtereenvolgens onder Bourgondische, Habsburgse, Spaanse, Oostenrijkse en Franse bewinden gevallen om in 1830 als Belgisch Vlaanderen te eindigen.

Deze verschillende perioden worden hier uitvoerig besproken.

woensdag 24 oktober 2012

De Spaanse Nederlanden met Filips II

King PhilipII of Spain.jpg
Filips II (Valladolid, 21 mei 1527 - San Lorenzo de El Escorial, 13 september 1598) was heerser over Castilië, Aragon (welke landen tezamen vaak Spanje genoemd worden), Napels, Sicilië, de Habsburgse Nederlanden en Portugal. Wegens het hebben van een personele unie had Filips verschillende rangnummers, maar hij staat het bekendst onder de naam Filips II wat verwijst naar zijn koningschap over Castilië.

Mary I of England.jpg
Maria I van Engeland

Hij was heerser van het grootste koloniale rijk in de 16e eeuw, dat in 1580 bovendien Portugal annexeerde, destijds de enige andere koloniale mogendheid. Daardoor had hij veel geld beschikbaar voor de strijd tegen de islamitische Ottomanen en inmenging in de Europese godsdiensttwisten; daartoe kan ook de Nederlandse Opstand gerekend worden, hoewel daarin ook andere motieven een rol speelden. Samen met zijn tweede echtgenote Maria I van Engeland was hij, tot haar dood, gedurende vier jaar ook koning van Engeland, in de hoop een katholieke troonopvolger te kunnen verwekken die zou heersen over Engeland en over de Nederlanden. Pas bij zijn vierde en laatste vrouw kon hij de gewenste mannelijke troonopvolger voor Spanje verwekken. Onder zijn bewind bereikte Spanje het hoogtepunt van zijn macht, maar Filips zette zijn land op een spoor van economische uitputting en cultureel verval, hetgeen na zijn dood gevolgen zou hebben voor Spanjes status als grote mogendheid.

Filips was de enige zoon van keizer Karel V (als koning van Spanje Karel I) bij zijn wettige echtgenote Isabella van Portugal. Hij kreeg een goede opleiding en kan als een intellectueel behoorlijk ontwikkeld vorst beschouwd worden, die wel wat Latijn kon lezen; hij was echter een geboren en getogen Spanjaard, die vanwege zijn Portugese moeder ook Portugees sprak, maar geen Engels, Frans of het Duits, wat in zijn positie een handicap was. Vanaf 1539, na de dood van zijn moeder, trad hij in Spanje op als regent voor zijn vader, die vrijwel voortdurend op reis was in zijn uitgestrekte rijk. Van 1554 tot 1556 regeerde hij samen met zijn tweede vrouw, de Engelse koningin Maria Tudor over Engeland, maar kon niet langer blijven wegens zijn vele verplichtingen elders. In 1555 volgde hij zijn vader op als heer der Nederlanden. Anders dan zijn in Gent geboren vader had hij geen persoonlijke band met de Nederlanden. Hij verkreeg de Spaanse troon nadat zijn vader in 1556 als koning van Spanje was afgetreden. Daarnaast kreeg hij ook gebieden in de Franche-Comté en Italië, die door hun geografische positie eveneens bijdroegen aan de omsingeling van Frankrijk door de Habsburgers.
Tijdens vrijwel zijn hele bewind was zijn grootste rivaal Frankrijk aan godsdiensttwisten ten prooi (de Hugenotenoorlogen). Eind jaren 1550 kon hij Frankrijk een paar verpletterende nederlagen toebrengen en zo de reeds tientallen jaren slepende 'Italiaanse Oorlogen' tussen Frankrijk en de Habsburgers in 1559 voordelig beslechten met de Vrede van Cateau-Cambrésis.
Na de dood van Karel V in 1558 splitsten de Duitse en Oostenrijkse gebieden van het tot onbeheersbare proporties uitgebreide Habsburgse Rijk zich af en vielen toe aan zijn oom, keizer Ferdinand I, die de Duitse tak van het Habsburgse Huis voortzette. Er was een anti-Filips lobby ontstaan onder de naam Liga van Heidelberg. Filips werd namelijk door veel Duitse keurvorsten te Spaans en te katholiek bevonden. Van Ferdinand, hoewel ook katholiek, kon verwacht worden dat hij het relatief tolerante godsdienstbeleid in de geest van de Godsdienstvrede van Augsburg zou voortzetten. Het streven van Karel V om zijn Spaanse en Duitse gebieden onder één keizerskroon te verenigen was hiermee mislukt.
Als koning van Spanje kreeg Filips uiteraard het Spaanse koloniale rijk erbij. Spanje en Portugal hadden toen nog als enige Europese mogendheden koloniën, die toen alleen al dankzij de goud- en zilvervloten uit Centraal- en Zuid-Amerika zeer winstgevend waren. Andere Europese mogendheden moesten in 1556 nog beginnen met hun koloniale expansie. In 1580 kon Filips dankzij een opvolgingscrisis in Portugal met enige moeite dit land met de bijbehorende koloniën verwerven, wat zijn slagkracht nog verder vergrootte. Filips kon vooral in de eerste helft van zijn 42-jarige bewind het beste leger van Europa op de been houden en dus de machtigste man van Europa zijn, zoals zijn vader Karel V ook was geweest. Spanje was ook de grootste maritieme mogendheid van de 16e eeuw en moest dat ook zijn, om het koloniale rijk bijeen te kunnen houden en uit te breiden. Zelfs de rampzalige expeditie van de Armada van 1588 heeft die positie niet wezenlijk veranderd.

Wapen van Filips II, Koning van Spanje en Portugal, heerser over de Nederlanden en tijdelijk ook over Engeland.
 

De aanhoudende oorlogen en de financiële problemen begonnen in de jaren 1570 hun tol te eisen; het Spaanse leger was over zijn hoogtepunt heen. Behalve de militaire problemen speelden hierbij ook de politieke en economische inrichting van Spanje een rol. Spanje kende geen centrale regering, maar alleen regionale regeringen, die de instructies van de koning uitvoerden. Filips II had in principe de absolute macht in zijn rijk, maar hij had de neiging zich te veel met details bezig te houden, ten koste van de grote lijnen. Hierdoor verliep het dagelijks bestuur niet efficiënt.
Het economische beleid had ernstige tekortkomingen: de landbouw werd verwaarloosd, waardoor Spanje afhankelijk werd van import, die betaald werd met het uit Amerika geïmporteerde goud en zilver, terwijl de adel en kerk vrijgesteld bleven van belasting. Dit leidde tot hyperinflatie. Het uitzetten van joden en Moren, waardoor Spanje geschoolde vaklui en handelslieden verloor, deed de economie ook geen goed. Spanje hield wel de façade van een grote mogendheid op, maar leed aan intern verval. Ter zee kreeg Spanje te maken met opkomende maritieme mogendheden Engeland en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

      
                               Maria van Portugal                           Don Carlos van Spanje

Filips II trouwde in 1543 met prinses Maria van Portugal. Zij kregen in 1545 een zoon, Don Carlos van Spanje (1545–1568). Maria overleed vier dagen na de geboorte. Filips probeerde zijn macht verder uit te breiden door in 1554 te trouwen met de katholieke Engelse koningin Maria Tudor.

Darnley stage 3.jpg
Elizabeth I van Engeland
 
Filips deed dit om Engeland als bondgenoot te krijgen in de sinds 1494 voortslepende Italiaanse Oorlogen tegen Frankrijk en om Maria een katholieke troonopvolger te bezorgen en daarmee haar protestantse jongere zuster Elizabeth van de troon weg te houden. Maria was het vooral om dat laatste te doen. In 1555 en 1556 verwierf dit koninklijk paar in Engeland beruchtheid met felle vervolgingen van protestantse ketters. Het leverde Maria Tudor de bijnaam 'Bloody Mary' op, maar had geen blijvend effect op het opkomende protestantisme. Filips moest in 1556 vertrekken wegens zijn verplichtingen als heer der Nederlanden en als koning van Spanje. Hij had wel Engeland als onwillige bondgenoot tegen Frankrijk gekregen, waarbij Engeland Calais zou verliezen aan Frankrijk in 1558, het jaar waarin Maria kinderloos stierf. Elizabeth was toen haar wettige erfgename. Filips had al voor Maria's dood geprobeerd Elizabeth over te halen tot een huwelijk. Om een aantal redenen ging dit niet door (zoals trouwens alle volgende huwelijksaanzoeken aan Elizabeth). Elizabeth maakte na haar aantreden zo snel mogelijk een eind aan het bondgenootschap met Spanje tegen Frankrijk. Filips geloofde dat zijn zoon Don Carlos achter het mislukte huwelijksaanzoek zat. Deze Carlos, Filips' wettige opvolger in Spanje, zou tekenen van waanzin en razernij hebben vertoond. In 1568 kon de jonge prins niet verkroppen dat zijn vader de Hertog van Alva in plaats van hem had benoemd tot heerser over de Nederlanden en hij zou zijn vader daarop hebben willen vermoorden. Toen dit uitkwam probeerde hij uit Spanje te vluchten, maar werd door zijn vader opgesloten. In hetzelfde jaar stierf hij op mysterieuze wijze. Boze geruchten dat hij zou zijn vermoord door zijn vader zijn nooit bewezen.

Isabel de Valois1.jpg
Elisabeth van Valois

In 1559 beëindigde Spanje met de Vrede van Cateau-Cambrésis een in 1494 begonnen reeks van elf Italiaanse Oorlogen met Frankrijk. Dit land voelde zich in de 16e en 17e eeuw omsingeld door de Duitse en de Spaanse Habsburgers; Franse invloed in Italië had voor Frankrijk niet alleen economische betekenis, maar ook als geostrategisch voordeel dat die omsingeling daarmee bemoeilijkt werd. Spanje kon echter voorlopig als winnaar beschouwd worden en behield aanzienlijke invloed in Italië. Tot in de jaren 1570 zou de Spaanse hegemonie in Europa onaantastbaar zijn. Het onmiddellijke gevolg van dit verdrag was dat beide katholieke mogendheden de handen vrij kregen om godsdiensttwisten uit te vechten, wat nog zou leiden tot Spaanse inmenging in de Franse Hugenotenoorlogen. Als onderdeel van het vredesverdrag huwde Filips met de 14-jarige dochter van de Franse koning Hendrik II, Elisabeth van Valois. Zij was eerder beloofd geweest aan Filips' destijds 14-jarige zoon Don Carlos. Bij Elisabeth kreeg hij twee dochters, Isabella (1566) en Catharina (1567), maar geen zonen. Elisabeth stierf na een aantal miskramen in 1568.

Alonso Sánchez Coello 003.jpg
Anna van Oostenrijk
 

In 1570 huwde hij zijn vierde vrouw, zijn 22 jaar jongere nichtje Anna van Oostenrijk, dochter van keizer Maximiliaan II, die ook al beloofd was geweest aan Don Carlos, tot diens dood in 1568. Bij deze vrouw kreeg hij eerst drie zonen die heel jong stierven en pas in 1578, bijna 51 jaar oud, kreeg Filips de zoon die hem zou opvolgen als Filips III van Spanje. Daarna kreeg hij nog een dochter die op 3-jarige leeftijd stierf.

Zoals veel van zijn tijdgenoten was Filips II overtuigd van de goddelijke oorsprong en voorzienigheid inzake het koningschap, maar meer nog dan andere machthebbers van zijn tijd zette hij zich in voor godsdienstige kwesties, in zijn geval voor het verdedigen van de katholieke Kerk tegen zowel de toen zeer machtige en expansieve islamitische Ottomanen als tegen het opkomende protestantisme. Filips II zag zichzelf onder andere als de leider van de contrareformatie, de reactie van de Rooms-katholieke Kerk op het opkomende protestantisme in Europa. Voor Filips II bestond er geen verschil tussen de belangen van de katholieke Kerk en die van Spanje. Hij trok daarbij een hardere lijn dan zijn vader, die aan het eind van zijn bewind in het Duitse deel van zijn rijk bij de Vrede van Augsburg het beginsel cuius regio, eius religio had moeten accepteren, waarbij een lokale machthebber in het eigen gebied zijn (of haar) eigen protestantse of katholieke religie aan de onderdanen mocht opleggen. Filips bestreed niet alleen in zijn eigen rijk elke afwijking van het katholicisme, maar probeerde ook daarbuiten herhaaldelijk protestantse vorsten en troonpretendenten ten val te brengen om zo hun land te kunnen behouden voor het katholieke geloof.

Standbeeld uit 1753 van Filips II in Madrid

Zijn angst om eventuele misstappen te moeten verantwoorden voor God, maakte dat hij iedere kwestie haarfijn bestudeerde, waarbij zijn raadgevers belangrijke invloed op zijn beleid konden uitoefenen. Dit leverde hem de bijnaam 'Rey prudente' (= voorzichtige koning) op, maar het werkte vertraging in de hand, terwijl de 16e-eeuwse communicatiemiddelen toch al ontoereikend waren om zijn rijk, niet alleen in verschillende delen van Europa, maar ook in Noord- en Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië onder controle te houden. Zijn toewijding aan het katholicisme en de groeiende rijkdom uit de koloniën maakten Filips II steeds meer gericht op koloniale expansie, die nodig was om zijn inmenging in allerlei Europese godsdienstoorlogen te bekostigen. Ondertussen verwaarloosde hij echter de economische ontwikkeling van zijn eigenlijke machtsbasis, het Iberisch Schiereiland. Spanje kon zich desondanks het beste leger in Europa veroorloven en had een betrekkelijk stabiele, machtige regering, terwijl openlijke godsdiensttwisten als in Frankrijk, Duitsland en de Nederlanden geen kans kregen. De macht van Spanje breidde zich in zijn beginjaren steeds verder uit.

Oorlog met het Ottomaanse Rijk
Slag bij Lepanto, 1571
 
Niet alleen het katholieke Spaanse Rijk, maar ook het islamitische Ottomaanse of Turkse Rijk stond destijds op het hoogtepunt van zijn macht. In 1558 hadden de Ottomanen de Balearen veroverd en geplunderd, en deden zelfs aanvallen op de Spaanse kust. De zuidkust van de Middellandse Zee en de Balkan waren in de decennia daarvoor al grotendeels veroverd; vooral de Balkan kon nu worden gezien als springplank naar Italië. Na de Ottomaanse verovering in 1571 van Cyprus op de Venetianen kreeg paus Pius V het eindelijk voor elkaar dat een 'Heilige Liga' zich effectief te weer ging stellen, waarbij Filips II zich opwierp als verdediger van het christelijke Europa tegen de islam.

El Greco 050.jpg             Don Juan
               Paus Pius V                                                       Juan van Oostenrijk

Op 7 oktober 1571 bracht de vloot van Spanje en een aantal Zuid-Europese bondgenoten, gecommandeerd door Juan van Oostenrijk, een halfbroer van Filips, de Ottomanen bij Lepanto aan de westkust van Griekenland een zware nederlaag toe. Dit is nog steeds een van de grootste zeeslagen uit de geschiedenis, die tot op de huidige dag in katholieke landen herdacht wordt met het luiden van het Angelus. De zege werd evenwel niet volledig uitgebuit, omdat de Liga vrij snel weer uit elkaar viel wegens interne tegenstellingen. Het zou nog ruim een eeuw duren voordat het Ottomaanse Rijk definitief op de terugtocht werd gedwongen. Spanje kampte inmiddels met een ander probleem in Europa: de Opstand in de Nederlanden.

Margaretha van Parma

Sinds Filips' definitieve vertrek uit de Nederlanden in 1559 was de politieke situatie daar steeds verder verslechterd. Filips kon de aartsbisschop van Mechelen, Granvelle, niet langer handhaven als hoogste raadsheer van de toenmalige landvoogdes, Filips' halfzuster Margaretha van Parma riep hem in 1564 voorgoed terug. Hij werd door de Nederlandse edelen en de Staten-Generaal te veel gezien als zetbaas, die namens de koning aan de touwtjes trok naast de onervaren Margaretha. Het ging de edelen echter niet in de eerste plaats om de persoon Granvelle, maar om de hoge belastingdruk, de inbreuken op de traditionele bevoegdheden van de gewesten en om de al uit de tijd van Karel V daterende anti-ketterse plakkaten. Vooral in de Noordelijke Nederlanden had het protestantisme goed wortel geschoten. Filips probeerde in zijn brieven uit het bos van Segovia in oktober 1565 duidelijk te maken dat hoop op verzachting van de anti-ketterse maatregelen ijdel was. Er werd desondanks in 1566 nog een Smeekschrift der Edelen ingediend bij de betrekkelijk populaire landvoogdes, met het verzoek de Inquisitie op te heffen. De ca. 200 edelen werden door haar adviseurs weggehoond en uitgemaakt voor 'gueux' (bedelaars). Margaretha stemde echter in met een voorlopige opschorting van de activiteiten van de Inquisitie, zodat de edelen handtekeningen konden verzamelen, die dan met het Smeekschrift bij Filips II zelf zouden kunnen worden ingediend. Daar zou het echter nooit van komen. Zodra de repressie in 1566 na tientallen jaren opgeschort was, braken het doperse en het calvinistische protestantisme door in het publieke leven, in de vorm van massaal bezochte hagenpreken en op gewelddadige wijze in de beeldenstorm.

Een beeldenstorm is de vernieling op grote schaal van heiligenbeelden en andere objecten van religieuze kunst alsmede van liturgische gebruiksvoorwerpen. In de Westerse geschiedenis wordt de term gebruikt als verzamelnaam voor een reeks vernielingen van katholieke religieuze plaatsen door protestanten in tal van landen van Europa. Bijvoorbeeld in 1522 te Wittenberg, in 1523 te Zürich, in 1530 te Kopenhagen, in 1534 te Münster, in 1535 te Genève, in 1537 te Augsburg, in 1559 in Schotland en ten slotte in 1566 in Frankrijk en de Nederlanden.

File:Frans Hogenberg Bildersturm 1566.jpg
Vernieling van Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen
op 20 augustus 1566. (gravure gemaakt door Frans Hogenberg)


Vooral de vernielingen in de Lage Landen, die plaatsvonden tussen 10 augustus en oktober 1566, raasden als een storm door de bisdommen. In drie weken tijd werden vele kerken geschonden en het interieur vernield. De verscherpte tegenstellingen die mede een gevolg waren van de beeldenstorm leidde indirect tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog en het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Bij de zestiende-eeuwse beeldenstormen vernielden of roofden woedende menigten de inventaris van honderden katholieke kerken, kapellen, abdijen en kloosters. Altaren, beelden, doopvonten, reliekhouders, koorgestoelten, kansels, orgels, kelken, schilderijen, missalen en gewaden moesten het ontgelden. Ook het met religieuze voorstellingen beschilderde stucwerk aan de wanden werd vaak vernield.

Volgens sommigen had de beeldenstorm een religieuze oorzaak: in de 16e eeuw kwam het calvinisme op in de Nederlanden. De aanhangers van het calvinistisch protestantisme zouden erg gekant zijn tegen het vereren van heiligen. Zij baseerden zich daarbij op de Bijbelse Tien geboden, waarin sprake is van het verbod om beelden te vereren. Ook zouden de beeldenstormers zich aan de uitbundige rijkdom ergeren binnen die (door hen aangevallen) kerkgebouwen. Deze opvatting wordt tegenwoordig betwist. Historici wijzen op sociale ontevredenheid die mede de aanleiding zou zijn geweest. Ook de opkomst van een middenklasse wordt in verband gebracht met de Beeldenstorm. Die zou een symbolische daad zijn geweest van een opkomende groep. Een groot deel van het volk was niet geïnteresseerd in theologische scherpslijperij, maar zag in het calvinisme een mogelijkheid zich te ontworstelen aan het oude gezag.
Zelf waren de calvinisten, die voornamelijk in stedelijke centra actief waren, van mening dat een kerk zo sober mogelijk moest zijn ingericht: cultuurkenmerk van de opkomende stedelijke burgerij toen. Het calvinistisch-protestantisme wordt wel gezien als belangrijkste emancipatorische uitdrukking op religieus gebied van de economisch sterker wordende burgerij. Gelet op de belangrijke rol in de toenmalige samenleving van de Rooms-katholieke religie en kerk had dit onmiddellijke grote maatschappelijke consequenties. In dit opzicht wordt de Beeldenstorm van 1566 wel gezien als tastbare uiting van de 'doorbraak' van een burgerij die niet langer meer door de Rooms-katholieke Kerk wordt beïnvloed.
Vanwege de religieuze tegenstellingen in de 16de eeuw werden protestantse Nederlanders ook wel ketters genoemd. Door de kerk van Rome werd het gebruikt om iedereen die van de heersende leer afweek daarmee aan te duiden.
De kerk van Baasrode viel al op 19 februari 1566 ten prooi aan beeldenstormers.

De gebeurtenissen op 10 augustus 1566 te Steenvoorde in het huidige Frans-Vlaanderen worden gezien als het begin van de beeldenstorm. Het gebeuren verliep in drie fases.

Verspreiding van de beeldenstorm in de Nederlanden 

Eerste fase: de Westhoek - 10 tot 18 augustus

In de eerste fase vernielden rondtrekkende groepen kerken in het Westkwartier, de Westhoek, zuidwestelijke hoek van het graafschap Vlaanderen met als steden:
  • Veurne,
  • Ieper,
  • Wervik,
  • Waasten (Warneton),
  • Belle (Bailleul),
  • Sint-Winoksbergen (Bergues),
  • Kassel,
  • Broekburg (Bourbourg),
Het epicentrum was Steenvoorde, waar na een preek van Sebastiaan Matte zijn gehoor naar het Laurentiusklooster net buiten de stad trok en daar onder leiding van predikant Jacob de Buyzere de kerkbeelden stuk sloeg. Dat bleek het sein voor andere groepen in de Westhoek. Soms kregen de groepen hulp van plaatselijke bewoners. Predikanten hielden soms eerst een preek, de plaatselijke autoriteiten durfden bijna nergens in te grijpen. Een enkele keer toonden de groepsleiders vervalste opdrachten, zogenaamd afkomstig van de centrale overheid. Ook werd soms gewag gemaakt van betaling door de organisatoren: daglonen van drie tot zeven stuivers.

De gebeurtenissen op 10 augustus 1566 te Steenvoorde in het huidige Frans-Vlaanderen worden gezien als het begin van de beeldenstorm. Het gebeuren verliep in drie fases.

Tweede fase: de Schelde - 20 tot 27 augustus
De tweede fase vond plaats in de streek rond de Schelde en breidde zich naar het noorden uit.
  • Antwerpen op 20 augustus: de predikant Herman Moded werd beschuldigd hiertoe te hebben aangemoedigd, wat hij zelf echter ontkende,
  • Oudenaarde,
  • Gent: hier werd de grootste schade aangericht, want de beeldenstormers vernielden en bestalen binnen 24 uur zeven parochiekerken, één collegiale kerk, vijfentwintig kloosters, tien hospitalen en zeven kapellen,
  • Breda,
  • 's-Hertogenbosch,
  • Middelburg,
  • Amsterdam,
  • Delft.
De onlusten begonnen op 20 augustus, maar op zondag 18 augustus dienden zich in Antwerpen al voortekenen aan. Tijdens een processie waarbij het Mariabeeld werd meegedragen, werd vanuit het publiek geroepen: "Maaiken, Maaiken, dit is uw laatste uitgang". Twee dagen later, in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, bezetten circa tweehonderd calvinisten het gebouw, dit ondanks licht verzet van de magistratuur. Het nieuws ging snel rond en werkte als een lont in een kruitvat: te Leiden riepen de bestormers op 26 augustus: "Ook hier moet gebeuren wat elders geschied is". Soms hielpen de autoriteiten een handje mee, zoals in Culemborg.

Derde fase: Noord- en Oost-Nederland - september/oktober
In de derde en laatste fase werden voornamelijk kerken boven de Nederlandse grote rivieren aangevallen. De derde fase onderscheidde zich van de andere twee fases doordat deze meer georganiseerd was. In deze fase was er geen sprake van rondtrekkende groepen, maar gebeurde het bestormen van kerken vooral door de lokale bevolking, versterkt met edelen.

Koning Filips II wilde de orde in de Nederlanden herstellen en de Beeldenstormers bestraffen, en zond daarom Fernando Álvarez de Toledo, Hertog van Alva naar de Nederlanden. Margaretha van Parma trad tenslotte in 1567 uit protest tegen Alva's methoden af, zodat hij haar opvolger werd. Hij voerde meteen de drie opdrachten van Filips uit, namelijk de opstandelingen straffen, ervoor zorgen dat alleen het katholieke geloof in de Nederlanden beleden zou worden en centralisatie van het bestuur invoeren. In de praktijk kwam dit neer op een bestraffing van de beeldenstormers, het aanstellen van nieuwe bisschoppen in bepaalde bisdommen en het doorvoeren van de besluiten van het Concilie van Trente. Zijn tegenstander Willem van Oranje, die veel bezittingen had in de Nederlanden, was volledig tegen Filips' politiek. Diens idealen waren meer zelfstandigheid voor de Nederlanden, en verdraagzaamheid tussen katholieken en protestanten. Hij vluchtte naar Nassau in het Duitse Rijk, en organiseerde vandaaruit een opstand tegen het Spaanse bestuur van Filips II. Deze opstand werd het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Niet alleen de edelen en protestanten moesten niets van Alva hebben, ook onder de katholieken was de sympathie voor de IJzeren Hertog niet groot.
Fernando Álvarez de Toledo, hertog van Alva
 
de onthoofding van Egmont en Hoorne op de Brusselse Grote Markt

Daarop stuurde Filips II de reeds geduchte hertog van Alva om orde op zaken te stellen. Tegen het keiharde optreden van Alva brak al spoedig fel protest uit. Margaretha van Parma trad zelfs uit protest af en vertrok naar Italië, waarna Alva tot landvoogd werd benoemd. De graven Egmont en Hoorne, twee der voornaamste edelen, werden onthoofd op de markt in Brussel en Willem van Oranje ontsnapte maar net op tijd naar Duitsland, net als vele andere edelen. De combinatie van enerzijds militaire en godsdienstige repressie en anderzijds een verzwaring van de belastingen (de "Tiende penning"), verhardde tegenstellingen alleen maar; zelfs veel katholieken keerden zich tegen het bewind. Vanaf 1568 was de Nederlandse Opstand een feit en zou uitlopen op de Tachtigjarige Oorlog. Er volgden veldslagen in Overweel, Heiligerlee en Jemmingen, en een Slag op de Zuiderzee met de Watergeuzen. De watergeuzen hadden van Willem van Oranje kaperbrieven gekregen en namen in 1572 Den Briel in. Ook Vlissingen viel in handen van de opstandelingen, die daar een naaste adviseur van Alva in het openbaar ophingen. Een moordpartij in Mechelen door Spaanse troepen in oktober 1572 bracht de Zuidelijke Nederlanden weer enigszins in het gareel, maar gelijksoortige maatregelen in Naarden en Zutphen (nov./dec. 1572) hadden het tegengestelde effect in de noordelijke Nederlanden. In 1573 werd Haarlem door de Spanjaarden ingenomen en zwaar gestraft, maar Alkmaar doorstond in dat jaar een beleg. In december van dat jaar werd Alva ontslag verleend als landvoogd, officieel om gezondheidsredenen. Hij had inderdaad een zwakke gezondheid, maar het was wel duidelijk dat zijn missie, orde op zaken stellen, niet gelukt was. Luis de Zúñiga y Requesens werd als opvolger benoemd. Deze slaagde er niet in Leiden in te nemen en nam een wat mildere houding aan, want hij schafte de gehate Tiende Penning af. Zijn houding verhardde echter weer toen de onderhandelingen over Breda mislukten. In maart 1576 overleed Requesens plotseling.
De strijd in de Nederlanden, de toenemende spanningen met Engeland en de voortdurende invasiedreiging van Ottomaanse zijde deden een forse aanslag op de staatskas. De komende tientallen jaren zou Spanje enkele malen bankroet worden verklaard. Achterstallige betaling van soldij aan zijn soldaten leidde op 4 november 1576 tot een rampzalige plundering van Antwerpen, die bekend geworden is als de Spaanse Furie.

 File:Incendio Ayuntamiento Amberes.jpg

De Grote Markt van Antwerpen met het Stadhuis tijdens de Spaanse furie, een muiterij die uitbrak wegens achterstallige soldij voor de Spaanse troepen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten