De Geschiedenis van Vlaanderen komt weldra in boekvorm uit. Daarom zijn de 36 delen offline gehaald op vraag van de auteur.
Ik zal proberen een alternatief te bieden, weliswaar in een ander kleedje gegoten.
De Geschiedenis van Vlaanderen loopt van de Romeinse tijd tot het eind van de 14de eeuw wanneer Vlaanderen verdwijnt als zelfstandige staat.
Na deze periode is Vlaanderen achtereenvolgens onder Bourgondische, Habsburgse, Spaanse, Oostenrijkse en Franse bewinden gevallen om in 1830 als Belgisch Vlaanderen te eindigen.

Deze verschillende perioden worden hier uitvoerig besproken.

woensdag 29 februari 2012

De politiek van Karel de Grote

Om zijn rijk makkelijker te kunnen besturen, voerde Karel de Grote een centralisatiepolitiek die tot uiting kwam in:
  • Het aanstellen van zendgraven; rondreizende ambtenaren (missi dominici of afgevaardigden van de heer, de koning), om controle uit te oefenen op het grafelijk bestuur;
  • Het uitvaardigen van algemene wetten, de capitularia, voor alle onderdanen van het Frankische rijk. Karel verbood het uitlenen van geld tegen rente en verbood dat in 814 nog een keer expliciet aan Joden. Die wet verbood Joden ook om handel te drijven, maar maakt het ze wel mogelijk om een eed af te leggen tegen een christen. Hij legde voor de verschillende volken binnen zijn rijk ook het gewoonterecht vast, zoals voor de Friezen.
  • De veralgemening van de vazalliteit (leenmanschap), waarbij een vazal (leenman) zijn bestuurlijke, juridische en militaire diensten aanbood om in ruil hiervoor onderhouden te worden door de koning.
  • De ontwikkeling van een soort eenheidscultuur; door middel van missiewerk werd de banden tussen zijn onderdanen gevestigd of versterkt;
  • De introductie van het pond of livre (van het Latijn libra: weegschaal) als standaardmaat, zowel voor gewicht als voor geld. Deze standaard vond ingang in een groot deel van Europa en raakte ook in Groot-Brittannië in gebruik. Karel zette hiermee overigens de monetaire hervorming van zijn vader voort.
  • Het ontwikkelen van een hofcultuur die zich spiegelde aan de Byzantijnse.
  • Landbouwhervormingen: Karel zou vruchtwisseling volgens het drieslagstelsel verplicht hebben ingevoerd. In 802 voert hij boekhoudregels in voor zijn landgoederen. Ook wordt er een lijst van 70 soorten voedselgewassen en geneeskrachtige planten en 16 bomen opgesteld, die op al zijn landgoederen moesten worden verbouwd, inclusief instructies.
  • Infrastructurele werken, vooral bedoeld om troepenverplaatsingen makkelijker te maken. Karel bouwde bij Mainz een houten brug over de Rijn en deed een vergeefse poging om een kanaal te graven tussen de Rijn en de Donau.
De politieke rol van zijn kinderen
Volgens het Frankische recht diende een erfenis onder de kinderen te worden verdeeld. In het verleden leidde dat keer op keer tot splitsing van het Frankische Rijk, meestal gevolgd door bloedige oorlogen totdat er uiteindelijk weer één rijk was ontstaan. Ook Karel wilde deze gewoonte volgen. In 781 benoemde hij zijn zoontjes Karel, Carloman en Lodewijk al in naam tot koning van delen van het Frankische Rijk. Zij gingen ook werkelijk in hun eigen koninkrijk wonen, hadden daar een eigen hofhouding en werden door lokale edelen en geestelijken in de tradities van hun eigen koninkrijk opgevoed. Het bestuur en de militaire leiding waren in handen van hun hofhouding, maar naarmate ze ouder werden kregen ze een meer zelfstandige rol. Karels oudste zoon, Pepijn met de Bult, kreeg een belangrijke hoffunctie bij zijn vader, maar voelde zich benadeeld.
In 792 nam Pepijn met de Bult deel aan een complot van ontevreden hovelingen dat tot doel had om Karel en Hildegard te vermoorden en hem tot koning te maken. Het complot werd op het laatste nippertje verraden, en alle samenzweerders werden gedood, behalve Pepijn, die voor de rest van zijn leven monnik werd in de abdij van Prüm.
In 806 maakte Karel een formele verdeling van het rijk.
  • Karel (zoon): Neustrië, Bourgondië, Austrasië, Thüringen en Saksen;
  • Pepijn (de nieuwe naam van Carloman): Italië, Beieren en Schwaben;
  • Lodewijk: Aquitanië, de Provence en de Spaanse mark.
Alleen doordat Karel en Pepijn eerder dan hun vader overleden ging deze verdeling niet door. In 813 werd Lodewijk tot medekeizer gekroond.
Alle dochters van Karel bleven ongetrouwd, hoewel ze wel openlijk relaties en kinderen hadden. Vermoedelijk was dit een doelbewust beleid van Karel om zo het aantal wettige kandidaten voor de troonopvolging te beperken.

Het leenstelsel
Karel maakte in zijn politieke systeem gebruik van de feodaliteit, waarbij hij bijstand kreeg van de kroonvazallen, de achtervazallen en de achter-achtervazallen, in ruil voor onderhoud en bescherming. De kroonvazallen waren de enige leenmannen die rechtstreeks in dienst van de koning stonden.
De laagste in rang waren de graven, die voor Karel het plaatselijk bestuur uitoefenden. Als ambtenaren bleven ze hem verantwoording schuldig en hun functie was niet erfelijk. Door het verval van het centrale gezag zouden deze plaatselijke bestuurders steeds meer macht en gezag naar zich toe trekken, waardoor het systeem zich kon ontwikkelen - of, volgens sommigen, ontaarden - tot de middeleeuwse feodaliteit, die grotendeels tot in de Nieuwe Tijd gehandhaafd bleef.
Feodaal is afgeleid van het Latijn feodum of leengoed; het is afgeleid van een Germaans woord dat bezit betekende en verwant is met ons vee. Een vazal was een trouwe dienaar, gwas in het Germaans.

Godsdienstig werk
Het voornaamste streven van Karel de Grote was de christelijke godsdienst diep in het hart van zijn onderdanen te planten en deze tot grondslag van staat en maatschappij te maken.
Zowel zijn bemoeiingen met het onderwijs als zijn wetten (capitulariën) tonen dit overtuigend aan. Hij gaf voorschriften voor bisschoppen en priesters omtrent hun plichten als zielzorgers; voor de leken omtrent het onderhouden van kerkelijke wetten en godsdienstplichten. Koninklijke zendboden, gewoonlijk voorname leken en bisschoppen, werden regelmatig naar alle delen van het rijk gezonden om over de uitvoering van de bepalingen te waken.
Ook met zuiver leerstellige kwesties van de Kerk bemoeide hij zich en verschillende synoden (onder andere de Synode van Frankfurt van 794 en de Synode van Tours van 813) werden op zijn last en soms ook in zijn tegenwoordigheid gehouden. Op enkele daarvan bevorderde hij zelfs uitspraken of eisen die tegen de Algemene Concilies (bijvoorbeeld inzake de beeldenverering) en tegen de Pausen (zoals inzake het Filioque) ingingen.
Inmenging in kerkelijke aangelegenheden door een wereldlijk vorst was in Karels tijd niet ongebruikelijk; de Byzantijnse keizer mengde zich eveneens in kerkelijke kwesties, zoals dogma's en theologie en in sommige gevallen stelde hij zelfs patriarchen aan of zette deze af. Voor een dergelijke inmenging was steun van een aanzienlijk deel van de kerk echter onontbeerlijk; anders zou de Byzantijnse keizer zijn eigen positie in gevaar brengen.
Staatkundige ideeën als scheiding van kerk en staat kwamen pas zo'n duizend jaar later tot ontwikkeling, ten tijde van de Franse Revolutie van 1789.

Cultureel beleid
Op zijn reizen naar Italië had Karel de Grote een heel andere wereld leren kennen; hij zag de toen voor een groot deel nog intacte en imposante monumenten van het oude Rome (in latere eeuwen zouden deze monumenten grotendeels verdwijnen door sloop, omdat ze als goedkope bron voor bouwmaterialen werden gebruikt). Ook maakte Karel in Ravenna kennis met de verfijnde Byzantijnse cultuur. Dat alles wilde hij ook in het noorden introduceren, dus werden de kunst en de wetenschap bevorderd. Karel haalde geleerden uit Engeland, Italië en Septimanië naar zijn hof.
Hoewel zijn leven lang ongeletterd - hij en zijn opvolgers konden nauwelijks hun naam schrijven - was Karel bedreven in de rekenkunde en de sterrenkunde, en sprak hij verschillende talen (Latijn en enkele Germaanse dialecten). Zijn eigen taal, het Nederfrankisch (dat als een vroege vorm van Oudnederlands beschouwd kan worden), was hij niet vergeten. Er is bijvoorbeeld bekend dat hij volksverhalen in het Frankisch liet optekenen. Dit boek is echter verloren gegaan. Omdat hij besefte dat regeren kennis vereiste, richtte hij in elk bisdom een school op, waar leken (de zonen van de adel) konden worden opgeleid voor de staatsdienst.
De vereenvoudiging van het Merovingisch schrift, in de vorm van de veel beter leesbare Karolingische minuskel, legde de basis voor het schrift van de Germaanse en Romaanse talen. Een prachtig resultaat hiervan is het Godescalc-Evangeliarium, een evangeliarium dat vervaardigd werd in het scriptorium van de palts in Aken.
Op architectonisch vlak is vooral de kapel van deze Akense palts van groot belang. Het achthoekige bouwwerk heeft lange tijd als inspiratiebron voor de bouw van kerken gediend. Naar verluidt zouden de zuilen en enkele stenen fragmenten uit Italië zijn aangevoerd. De kapel vormt nog altijd de kern van de dom van Aken.
Dit alles leidde tot de opleving van het culturele leven, de Karolingische renaissance.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten