De Geschiedenis van Vlaanderen komt weldra in boekvorm uit. Daarom zijn de 36 delen offline gehaald op vraag van de auteur.
Ik zal proberen een alternatief te bieden, weliswaar in een ander kleedje gegoten.
De Geschiedenis van Vlaanderen loopt van de Romeinse tijd tot het eind van de 14de eeuw wanneer Vlaanderen verdwijnt als zelfstandige staat.
Na deze periode is Vlaanderen achtereenvolgens onder Bourgondische, Habsburgse, Spaanse, Oostenrijkse en Franse bewinden gevallen om in 1830 als Belgisch Vlaanderen te eindigen.

Deze verschillende perioden worden hier uitvoerig besproken.

zondag 26 februari 2012

Graafschap Vlaanderen - inleiding


Het Graafschap Vlaanderen (Frans: Comté de Flandre of Comté de Flandres) was een historisch gebied dat deel uitmaakte van de Nederlanden. Het graafschap bestond van 862 tot 1795.

Geschiedenis
Prehistorie en Romeinse Tijd

Julius Caesar (Louvres Parijs)

Het latere graafschap Vlaanderen kende al bewoning in de prehistorie. In de IJzertijd vormde de  Kemmelberg een belangrijke Keltische vestiging. Toen Caesar de streek rond 54 v.Chr. veroverde, woonden er de volgende Belgische stammen: de Menapiërs, de Morinen, de Nerviërs en de Atrebaten. Tussen de 1e en de 3e eeuw werd de bevolking deels geromaniseerd. Maar ten noorden van de Via Belgica bleven toch enkel authentieke bewoningskernen over. Het was vooral niemandsland, dat veel te lijden had van overstromingen van de Noordzee. Naarmate de druk op het Romeinse Rijk toenam, sijpelden Saksische groepen de kust- en Scheldestreek binnen. De Via Belgica werd gebruikt als scheiding tussen deze Germaanse volkeren en de Gallo-Romeinse bevolking [1] (aangevuld met Germaanse laeti en militairen) ten zuiden ervan. Tot ca. 420 bleef de kustverdediging rond Boulogne en Oudenburg, de Litus Saxonicum, functioneren. Deze forten werden bemand door Saksische soldaten.

Gallo-Romeinse beelden, gevonden in Ingelheim.

1 De Gallo-Romeinse periode is een vooral in België en Frankrijk gebruikelijke benaming voor de Romeinse periode in Gallia en Belgica wat ongeveer overeenkomt met het huidige gebied van Frankrijk, België, en aangrenzend Zwitserland, Duitsland en Nederland ten westen van de Rijn. De periode begint bij de verovering van Gallië door Julius Caesar tussen 58 en 51 v.Chr. (de zgn. Gallische Oorlogen) en eindigde bij Syagrius in 486, de laatste Romeinse heerser over een deel van Gallië, hoewel aan het Romeinse gezag in Gallia Belgica, het huidige België, Zuid-Nederland en Noord-Frankrijk al eerder door Germaanse invallers een eind was gekomen.
Men gebruikt de benaming Gallo-Romeins, omdat bij de kolonisatie van Gallië door de Romeinen de plaatselijke Gallische (Keltische) bevolking geassimileerd is door de Romeinse cultuur (zie Romanisatie). Doordat de oorspronkelijk Keltische bevolking getalsmatig veel groter bleef dan de nieuwe Romeinse elite kreeg de resulterende Romeins-Keltische mengcultuur echter enkele eigen trekken. Bijvoorbeeld werden naast Romeinse ook Gallische (Keltische) goden aanbeden en zijn veel toponiemen (= plaatsnamen) uit de Romeinse periode niet zuiver Latijns. Mogelijk heeft dat te maken met het feit dat de 'Romeinse' plaatsen meestal gegrondvest werden in al oude bestaande Gallische dorpen. Typisch in het Gallo-Romeinse gebied zijn bijvoorbeeld de plaatsnamen op -acum , die in het Nederlands vaak tot -aken (bijvoorbeeld Kortenaken), -zake (Semmerzake), -zeke (Kemzeke) of -ik/-ijk (Kortrijk, Doornik) geworden zijn. In het Frans zijn Gallo-Romeinse namen naargelang de streek vaak tot -ac (het zuiden, bijvoorbeeld Armagnac), -ai (het noorden, bijvoorbeeld Tournai) of -igny geworden (bijvoorbeeld Montigny).
Overigens waren de wisselingen van de Keltische periode naar de Romeinse en vervolgens Germaanse tijd geen abrupte overgangen zoals soms wel gedacht word. De vroegere Keltische elite versmolt door onderlinge huwelijken met de nieuwe Romeinse toplaag en vormde zo geleidelijk een Gallo-Romeinse toplaag. Eeuwen later versmolt deze bestuurlijke en culturele elite door eenzelfde proces weer met de nieuwe Germaanse elite van Frankische edelen en machthebbers en deze werden zo de voorouders van de middeleeuwse Franse aristocratie.

Gregorius van Tours
 
In Toxandrië stonden de Salische Franken klaar om het Belgica Secunda te bestormen. Over dit volk bestaan veel historische onwaarheden, vooral gebaseerd op Gregorius van Tours (6e eeuw). Enkel op basis van Sidonius Apollinaris (5e eeuw) kan een historische datering opgesteld worden. Een eerste inval werd bij de Slag bij Atrecht afgeslagen, maar na de moord op de Romeinse generaal Aëtius (454) en keizer Valentinianus III (455) hadden ze vrij spel. Vanuit Duisburg (Tervuren) veroverde koning Chlodio Kamerijk en Doornik en daarna het land tot aan de Somme. Na zijn dood ontstonden verschillende Salische koninkrijken, waaronder Doornik en Kamerijk. Childerik wordt in 463 vermeld als koning van Doornik en bondgenoot van de Romeinen tegen de Visigoten. Hij was ook administrator van de provincie Belgica Secunda. Zijn zoon Chlodovech (Clovis) veroverde vanaf 486 geheel Noord-Frankrijk.

De slag bij Atrecht was een veldslag bij Arras (Atrecht) in 448 tussen het Romeinse leger onder bevel van magister militum Aetius en de Salische Franken, geleid door hun koning Chlodio. De slag werd gewonnen door de Romeinen.
Rond 448 veroverden de Salische Franken de stad Arras. Aetius bond de strijd met hen aan op een plaats die Vicus Helena werd genoemd. Volgens de overlevering behaalden de Romeinen een grote zege. Ondanks de overwinning bleef het gebied van het huidige België en Noord-Frankrijk tot aan de Somme in bezit van Chlodio. Vermoedelijk lieten de Romeinen Chlodio deze gebieden behouden, in ruil voor een bondgenootschap.
Chlodovech (Clovis)



koning Chlodio
 
De geschiedenis van het graafschap Vlaanderen begint in de Karolingse tijd. Het latere Vlaanderen was uit economisch oogpunt een bloeiende streek, met een reeks havenplaatsen langs de Schelde (Gent, Doornik, Valencijn en Kamerijk), de Scarpe (Lambres) en de kust (Quentovic, Boulogne en Isera Portus, een haven aan de IJzermonding). Bovendien lagen er ook een aantal rijke abdijen zoals  Sint-Bertijns, Sint-Baafs, Sint-Amandus en Sint-Vaast.
 
In 751 slagen de hofmeiers erin de Merovingers aan de dijk te zetten en zelf de troon te bemachtigen. De laatste Merovingische koning, Childerik III, werd in de latere Sint-Bertinusabdij in Sint-Omaars ondergebracht en zijn lange haren, een uiterlijk kenteken van macht, werden afgesneden. Karel de Grote volgde zijn vader Pepijn de Korte op in Neustrië en Austrasië en kon na de dood van zijn broer Karloman het hele Frankische rijk herenigen. Hoewel hij vooral in Aken resideerde, trok hij ook rond in zijn rijk. Zo kwam hij in 811 de vloot inspecteren die hij in Boulogne en Gent had laten aanleggen tegen invallen van de Noormannen.

  
                                          Karel de Grote                               Pepijn de Korte

Karloman van West-Francie
 
Door het Verdag van Verdun  (843) werd het Frankische rijk in drie delen gesplitst. Het oorspronkelijke Vlaanderen, dat zich ruwweg uitstrekte tussen Oudenburg, Aardenburg en Torhout, maakte nu deel uit van West-Francie. Het Verdrag van Meerssen veranderde niets aan de grens tussen het Franse koninkrijk en het Duitse keizerrijk. Die liep in het noorden via de Schelde. Dat zou zo blijven tot de tijd van Karel V.

Als enige Nederlandstalig gebied behoorde Vlaanderen door het Verdag van Verdun [1] tot West-Francie. Naast het Franse Kroon-Vlaanderen was er echter ook Rijks-Vlaanderen. Vlaanderen heeft Frankrijk steeds bevochten om haar zelfstandigheid te behouden. Vanaf het einde van de 10e eeuw was het één van de oorspronkelijke seculiere leengoederen  van Frankrijk en één van de zes Pairies van Frankrijk. Uiteindelijk kwam Kroon-Vlaanderen toch onder Franse controle ( Verdrag van Madrid en Damesvrede van Kamerijk [2]). De Pragmatieke Sanctie maakte heel Vlaanderen een leen van het Heilige Romeinse Rijk. Met uitzondering van Frans-Vlaanderen  is Vlaanderen het enige deel van het middeleeuwse Frankrijk dat geen deel uitmaakt van het hedendaagse Frankrijk.
Ten noorden van de Alpen was het graafschap Vlaanderen eeuwenlang een van de meest economisch- en cultureel ontwikkelde gebieden van Europa. Een groot percentage van de inwoners leefde reeds in steden. Lange tijd konden Brugge en Gent zich qua omvang met Londen en Parijs meten. Vanaf het einde van de veertiende eeuw maakte Vlaanderen deel uit van het Bourgondische Rijk, dat na 1477 aan de Habsburgers toeviel. Als gevolg van de Tachtigjarige Oorlog trad een eerst langzaam, maar steeds dieper verval in. Niet alleen was er grote schade aangericht, maar ook emigreerde een groot deel van de Protestantse elite naar Holland en Zeeland. Vervolgens kreeg Vlaanderen ook zwaar te lijden onder de Devolutieoorlog en de Spaanse Successieoorlog. Hierdoor ging veel Vlaams gebied definitief verloren aan Frankrijk. Aan het einde van deze periode was er niets meer over van de vooraanstaande positie die Vlaanderen gedurende eeuwen in Europa had gespeeld.


Verdeling van het Frankische Rijk bij het Verdrag van Verdun (843):
██  Karel de Kale (West-Francie)
██  Lotharius I (Midden-Francie)
██  Lodewijk de Duitser (Oost-Francie)

1 Het Verdrag van Verdun (Verdun, augustus 843) regelde de verdeling van het Karolingische Rijk na de dood van Lodewijk de Vrome († 840) onder zijn drie overlevende zonen, Lotharius (de oudste), Lodewijk de Duitser en Karel de Kale. Het verdrag beëindigde weliswaar een drie jaar lange Karolingische Burgeroorlog, maar het Verdrag van Verdun en latere delingen van het Frankische Rijk lagen aan de basis van de eeuwenlange Frans-Duitse rivaliteit in Europa.
Lodewijk de Vrome
 
   
Karel de Kale                                   Lotharius I                                  Zegel van Lodewijk de Duitser

2 Damesvrede van Kamerijk

De Damesvrede van Kamerijk (1529) is het laatste vredesverdrag in een reeks, afgesloten tussen koning Frans I van Frankrijk en keizer Karel V van het Heilige Roomse Rijk.

 
                                Frans I van Frankrijk                      keizer Karel V                                

De heren werden vertegenwoordigd door twee dames, Margaretha van Oostenrijk (de tante van Karel V) en Louise van Savoye (de moeder van Frans I).

                           
Margaretha van Oostenrijk
 
Louise van Savoye
 
Bijna onmiddellijk na de Vrede van Madrid(1526) ging Frans I een bondgenootschap aan met sultan Suleyman de Grote van het Ottomaanse Rijk en gelijktijdig zette hij een coalitie op met Hendrik VIII van Engeland en paus Clemens VII. Voor de poorten van Napels werd het Franse leger, door pest geplaagd, verslagen door de Habsburgse troepen van Karel V tijdens de Oorlog van de liga van Cognac.

Suleyman de Grote

 
                      Hendrik VIII                                paus Clemens VII                   

De damesvrede van Kamerijk die hier op volgde bekrachtigde grotendeels de bepalingen van de Vrede van Madrid, namelijk dat Frans I zijn aanspraken op Milaan, het Koninkrijk Napels, Franche-Comté, Doornik, het Graafschap Vlaanderen (Kroon-Vlaanderen) en Artesie opgaf.
Met de Damesvrede van Kamerijk kwam er voor zeven jaar een einde aan de Italiaanse Oorlogen tussen Frankrijk en de Habsburgers.


Etymologie
Vlaanderen, Vlaming en Vlaams zijn afgeleid van flâm, een Ingveoonse vorm van het Germaanse flauma en dit betekent "overstroomd gebied". Deze Etymologielijkt de enige die taalkundig mogelijk is en klopt geografisch uitstekend. Deze betekenis is zeer toepasselijk voor het Vlaamse kustgebied dat tussen de 3e en de 8e eeuw tweemaal per dag overstroomde door de Noordzee.
Een inwoner van dit overstroomd gebied is dus een Flaming, het adjectief Flamis. Door bij de stam flâm het suffix -andra te voegen, bekomt men in datief meervoud Flaumandrum, verkort tot Flamandrum en uiteindelijk Flandrum. Ten slotte werd de f een v in het Nederlands, vandaar Vlaming, Vlaams en Vlaanderen. De plaatsnaam staat in het meervoud in het Nederlands Vlaanderen, het Duits Flandern, het Engels Flanders, het Spaans Flandes en het Italiaans le Fiandre. In het Frans gebruikt men zowel Les Flandres als La Flandre.
De Vlamingen doen hun intrede in de geschiedenis in het levensverhaal van Sint-Eligius [1](ca.590-660), de Vita sancti Eligii. Dit werd opgesteld vóór 684, maar is slechts bekend in een omwerking van rond 725. Daar verschijnen de "Flanderenses" die wonen "in Flandris". In het Latijn evolueerde dit later tot de gestandaardiseerde vormen Flandrenses en Flandria.

Eligius geeft ring aan Godeberta,door Petrus Christus
Eligius geeft ring aan Godeberta.
door Petrus Christus

1 Sint-Eligius (Eligius van Noyon )

geboren te Chaptelat bij Limoges tussen 588 en 590
gestorven 1 december 1660
bij ons beter bekend als Sint-Elooy

Eligius is geboren in Chaptelat, een dorp nabij Limoges, uit Terrigie (moeder) en de pottenbakker Eucher en wilde smid worden, maar werd al snel opgeleid tot goudsmid door Abbo, muntmeester van Limoges. Vervolgens zette hij zijn opleiding voort bij Abbo van Limoges, koninklijk schatkistbewaarder in Neustria. Op aanbeveling van deze Abbo vroeg koning Clotarius II aan Eligius om voor hem een troon te maken van goud, versierd met edelstenen. Nadat het werk klaar was gaf Eligius het resterende goud terug aan de opdrachtgever. Deze eerlijkheid bezorgde hem de titel van muntmeester van Marseille en een plaats in de hofhouding.


Sint-Eligius voor Clotarius II


 koning Dagobert I
Dado of St. Ouen
Na de dood van Clotarius II benoemde zijn zoon, koning Dagobert I, hem tot belangrijkste adviseur. De faam van Eligius verspreidde zich snel en ambassadeurs betoonden hem eer alvorens de koning met een bezoek te vereren. Toen Eligius kans zag om de Bretonse koning Judicail over te halen zich te onderwerpen aan het Frankische gezag, steeg zijn invloed verder. Eligius gebruikte zijn bekendheid door geld in te zamelen voor de armen en Romeinse, Gallische, Bretonse, Saksische en Moorse slaven vrij te kopen die dagelijks in Marseille werden aangevoerd. Ook stuurde hij dienaren uit om de lichamen van de terechtgestelde misdadigers een fatsoenlijke begrafenis te bezorgen. Ook werd hij, samen met zijn vriend Audoenus (ook bekend als Dado of St. Ouen), aan het hof gezien als iemand met een respectvolle levenswijze, omdat hij leefde overeenkomstig de regels van het Ierse kloosterleven, in Gallië bekendgemaakt door Columbanus. Hij voerde deze leefwijze ook in het klooster van Solignac dat hij in 632 stichtte en in het nonnenklooster van Parijs. Eligius liet de basiliek van Paulus in Parijs bouwen en liet de basiliek van St. Martial restaureren. Verder liet hij kerken bouwen gewijd aan Martinus van Tours, de patroon van de Franken, en Dionisius van Parijs, de patroonheilige van de koning.

basiliek van Paulus in Parijs
 
kerk van Martinus van Tours
 
Dionisius van Parijs (Sint Denijs)
 
Na de dood van koning Dagobert verlieten Eligius en Audoënus het hof en werden tot priester gewijd. Na het overlijden van Acarius , de bisschop van Noyon-Tournai, op 13 mei 640
 volgde Eligius hem op met de uitdrukkelijke steun van de geestelijkheid en het volk. De inwoners van zijn bisdom waren voornamelijk ongelovigen. Eligius richtte zich op de kerstening  van de Vlamingen, de inwoners van Antwerpen, de Friezen en van de barbaarse stammen langs de kust.
In 654 stemde Eligius in met de toewijzing van de immuniteit aan de Abdij van St-Denis in Parijs, waardoor deze een eigen rechtspraak kreeg. In zijn eigen bisschoppelijke stad Noyon liet hij een nonnenklooster bouwen en begiftigde deze. Toen het lichaam van de heilige Quintinus gevonden was, stichtte bisschop Eligius een kerk met bijbehorend klooster tot zijn nagedachtenis. Uit deze periode zijn nog een preek bekend waarin Eligius de heidense gewoonten van zijn tijd bestrijdt, een preek over het laatste oordeel en een brief uit 645 waarin hij om geld vraagt voor bisschop Desiderius van Cahors. Van veertien andere preken die aan hem zijn toegeschreven, is de herkomst onzeker.
Als edelsmid vervaardigde Eligius o.a. reliekschrijnen voor Germanus van Auxerre, Genoveva van Parijs en voor Martinus van Tours. Hij was een kundig vakman en groot kunstenaar.



 
 
Grondgebied en administratief-juridische onderverdeling
Het grondgebied van het graafschap Vlaanderen komt slechts gedeeltelijk overeen met dat van het huidige Vlaanderen in België. Enkel de provincies West- en Oost-Vlaanderen maakten er deel van uit. Het historische Vlaanderen ligt verspreid over:
  • Belgie:
    • twee van de vijf Vlaamse provincies: West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen 
    • een stukje van de Vlaamse provincie Antwerpen: het Land van Bornem
    • een stukje van de Waalse provincie Henegouwen: Doornik en het Doornikse en de streek rond Moeskroen (dat tot 1962 bij West-Vlaanderen hoorde)
  • Frankrijk:
    • Frans-Vlaanderen (in het Noorddepartement):
      • de Franse Westhoek: de streek rond Duinkerke, Sint-Winksbergen, Belle, waar vroeger Nederlands werd gesproken
      • Waals-Vlaanderen: de streek rond Rijsel waar vanouds Frans (Picardisch) werd gesproken
    • Artesie (in het departement Pas-de-Calais): losgemaakt van het graafschap Vlaanderen in 1191 en als zelfstandig graafschap opgericht in 1237
  • Nederland:  Zeeuws-Vlaanderen, de streek tussen België en de Westerschelde, in het zuiden van de provincie Zeeland.

Topografische kaart van het Graafschap Vlaanderen aan het einde van de 14e eeuw.

Boudewijn V, graaf van Vlaanderen
 
Het graafschap Vlaanderen wordt sinds graaf Boudewijn V onderverdeeld in een aantal kasselrijen (of burggraafschappen, Frans: châtellenie). Binnen het graafschap is de kasselrij de belangrijke bestuurlijke en gerechtelijke indeling. Aanvankelijk zijn het er vijf kasselrijen: het Brugse Vrije (Brugge),Sint-Omaars , Gent, Kortrijk en Doornik). Later ontstaan bij opsplitsing van de oorspronkelijke kasselrijen nog nieuwe kasselrijen, zoals onder meer die van Ieper of Oudenaarde. Initieel besturen burggraven de kasselrijen, vandaar ook het synoniem voor kasselrij, burggraafschap. Later worden Baljuws ingeschakeld, die de graaf makkelijker kan controleren. Eventueel kan een kasselrij verder onderverdeeld worden in ambachten.

Vlag en wapen

 
Filips van den Elzas
Filips van den Elzas, zoon van Diederik, was de held van de derde kruistocht. Hij sloeg het beleg voor de stad Akko tegelijk met zijn suzerein, koning Filips Augustinus van Frankrijk en met zijn zwager, graaf Boudewijn van Henegouwen. Filips van den Elzas werd voor de stad gedood en Boudewijn van Henegouwen werd graaf van Vlaanderen onder de naam van Boudewijn VIII.

Het huidige wapen van Vlaanderen werd bedacht door Filips van den Elzas: een klimmende leeuw van sabel, getongd en genageld van keel, op het gouden veld. In het verhaal van de Slag der Gulden Sporen speelt het wapen en de bijhorende strijdleuze 'Vlaendr'n den leeuw' een cruciale rol in de Vlaamse bewustwording, die zeer bekend werd in de recentere tijden dankzij het boek 'De Leeuw van Vlaanderen' van Hendrik Conscience. Er wordt wel eens beweerd dat Filips van Elzas deze leeuwenvlag heeft meegebracht uit het Heilig Land, waar hij het in 1177 zou hebben veroverd op een Saraceense ridder, maar dat is een mythe. Alleen al het feit dat de Leeuw op zijn zegel uit 1163 verschijnt, toen hij nog geen voet in de Oriënt had gezet, spreekt dit verhaal tegen. In werkelijkheid volgde Filips gewoon een West-Europese mode; ongeveer in dezelfde periode verscheen er ook een leeuw in de wapens van Brabant, Holland, Limburg en andere vorstendommen. Het is opvallend dat de Leeuw als heraldisch symbool vooral gebruikt werd in de randgebieden en buurlanden van het Heilige Roomse Rijk: op die manier wenste men zijn onafhankelijkheid tegenover de keizer, die een adelaar voerde, te beklemtonen door een even machtig dier in het wapenschild op te nemen. De leeuw was in West-Europa een bekende figuur sedert de oudheid (onder meer de fabels van Aesopus).
Liederik van Buc
Het standbeeldje van Liederik de Buc verwijst naar de eerste forestier en dus de stamvader van de graven van Vlaanderen. De forestiers zijn de voorvaders van de graven van Vlaanderen die hun oorsprong in Harelbeke zouden hebben. Van Liederik de Buc kunnen we met zekerheid zeggen dat hij een mythisch personage is. Liederik de Buc wordt vaak verward met de andere Liederik die samen met zijn nakomelingen Ingelram en Audacer in de Harelbeekse Sint-Salvatorskerk zouden begraven zijn.  

Hoewel er geen enkel historisch bewijs voor bestaat, vinden we vanaf de 14e eeuw in verschillende wapenboeken de bewering dat het huis van Vlaanderen vóór de Leeuw een gegeerd schild van twaalf stukken van lazuur en goud voerde, met een hartschild van keel (zoals de hedendaagse West-Vlaamse provincievlag). Dit werd toegeschreven aan de legendarische Liederik van Buc, eerste Forestier of woudmeester van Vlaanderen. Het is waarschijnlijk afgeleid van een verkeerd geïnterpreteerd sierbeslag op het schild van de Vlaamse graaf Willem Clito (± 1128), zoals het stond afgebeeld op zijn grafmonument in de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omaars. Dat schild vertoont centraal een umbo (sierknop) van waaruit enkele stralen naar de schildranden vertrekken. In zijn zoektocht naar het oude wapen van Vlaanderen heeft abt Iperius, biograaf van het Vlaamse gravenhuis, dit geïnterpreteerd als een gegeerd wapen met een hartschild; de kleuren - die hij er zelf aan moeten hebben toegevoegd - zijn vermoedelijk deze van het Franse koningshuis.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten