De Geschiedenis van Vlaanderen komt weldra in boekvorm uit. Daarom zijn de 36 delen offline gehaald op vraag van de auteur.
Ik zal proberen een alternatief te bieden, weliswaar in een ander kleedje gegoten.
De Geschiedenis van Vlaanderen loopt van de Romeinse tijd tot het eind van de 14de eeuw wanneer Vlaanderen verdwijnt als zelfstandige staat.
Na deze periode is Vlaanderen achtereenvolgens onder Bourgondische, Habsburgse, Spaanse, Oostenrijkse en Franse bewinden gevallen om in 1830 als Belgisch Vlaanderen te eindigen.

Deze verschillende perioden worden hier uitvoerig besproken.

dinsdag 30 oktober 2012

De Brabantse Omwenteling


Brabantse driekleur

De Brabantse Revolutie of Brabantse Omwenteling was een opstand van de Zuidelijke Nederlanden in 1789 en 1790 tegen het Oostenrijkse gezag van keizer Jozef II. Hij begon in het gewest Brabant met de Slag bij Turnhout, maar breidde zich al heel snel uit over Vlaanderen, en nadien ook -zij het iets lauwer- in Henegouwen, Namen en het oude Limburg.
Deze opstand leidde tot het kortstondig bestaan van een republiek, de Verenigde Nederlandse Staten, onder leiding van Hendrik van der Noot.

 
Hendrik Karel Nicolaas van der Noot (Brussel, 7 januari 1731 - Strombeek, 12 januari 1827) was een Brabantse rechtsgeleerde, advocaat en politicus. Hij was één van de hoofdrolspelers van de Brabantse Omwenteling (1789-1790) tegen het Oostenrijkse gezag (keizer Jozef II). Deze omwenteling leidde tot de kortstondige oprichting van de Verenigde Nederlandse Staten (11 januari 1790 - december 1790).
Twee advocaten, Jan Frans Vonck en Hendrik Van der Noot waren de leiders van de opstand maar vertegenwoordigden elk een andere strekking. De Vonckisten inspireerden zich op de Franse Revolutie (1789 - 1799) en zochten aansluiting bij het volk en het leger van de patriotten. De Statisten van Van der Noot zochten het eerder bij de oude vrijheden van de Staten en zochten aansluiting bij de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën.

 
In tegenstelling tot Vonck, die meende dat het Zuid-Nederlandse volk zelf de strijd moest voeren tegen de despoot, had Van der Noot veel meer vertrouwen in buitenlandse steun. Zo verliet Van der Noot in 1788 het land om in Engeland, Nederland en Pruisen belangstelling voor de zaak van de Brabantse vrijheid te wekken. Alleen Pruisen, dat juist in 1787 de Nederlandse patriotten had verslagen, was geneigd de Belgische patriotten te steunen. Pruisen was op dat moment immers anti-Oostenrijks. Bij de raadpensionaris van Holland, Laurens Pieter van de Spiegel had Van der Noot minder succes.
Het zijn Van der Noot en generaal Vander Meersch die in oktober 1789 met een patriottenleger vanuit Breda de hele provincie Brabant veroverden. In de eerste veroverde (of bevrijde) gemeente, Hoogstraten, publiceerde Van der Noot op 24 oktober 1789 zijn Manifest van het Brabantse Volk. Het document legt uit waarom het Brabantse volk het recht heeft om de gehoorzaamheid op te zeggen. Het belangrijkste argument is dat de wil van de natie de hoogste wet is, en als die geschonden wordt door een heerser, dan mag de natie tegen die heerser dus in opstand komen. Achtereenvolgens werden in twee maanden Turnhout, Gent en Brussel veroverd. Het jaar daarop werd Van der Noot het hoofd van de nieuwe confederale Zuid-Nederlandse republiek.
Toen Pruisen de opstandelingen in de steek liet na het sluiten van de Conventie van Reichenbach (27 juli 1790) met Oostenrijk, moest Van der Noot naar Holland vluchten en daarna naar Engeland. In 1792 deed hij een oproep om samen te werken met de Franse bezetter (1794 - 1815). Hij keerde terug naar Brabant, maar werd in 1796 aangehouden.
Zijn grafsteen bevindt zich in de hofmuur van de pastorie van de Sint-Amandsparochie in Strombeek-Bever, het parkje aan de overkant is naar hem vernoemd.
Van der Noot was sinds 1757 formeel toegelaten tot de Brusselse oligarchie, met name tot het geslacht Sweerts, en was lid van de vrijmetselaarsloges l'Union Bruxelles en Les Vrais Amis de l'Union Bruxelles.

Manifeste des Brabançons



Manifeste des Brabançons contre l’empereur

Le peuple brabançon, par l’organe de l’Etat ecclésiastique et du troisième membre des trois chefs-villes, conjointement avec plusieurs membres de la noblesse : A tous ceux qui les présentes verront ou lire ouïront : Salut.

Comme nous nous sommes trouvés dans la dure nécessité de déclarer l’Empereur Joseph II, duc de Lothier, de Brabant et de Limbourg, déchu de la souveraineté, des domaines, des hauteurs et prérogatives desdits pays ; il est de notre devoir indispensable d’exhorter et de recommander à tous en général, et à un chacun en particulier, de concourir au bien-être commun et au salut de la patrie; en conséquence, nous défendons très expressément à qui que ce soit, de se liguer avec ceux du gouvernement du ci-devant duc, ou avec le ci-devant duc lui-même, sous peine d’être punis comme ennemis de la patrie. Nous défendons pareillement de troubler le repos et la tranquillité publique, sous quelque prétexte que ce soit, pareillement sous peine d’être poursuivis et punis comme ennemis de la nation. Nous exhortons tous et quelconques citoyens, capables de porter les armes pour la défense de la liberté de la nation et pour le salut de la patrie, de s’annoncer aux chefs établis et connus, pour, ensuite des renseignements qui leur seront donnés, se rendre à l’endroit ou lieu qui leur sera désigné, et s’y soumettre entièrement aux ordres qui leur seront donnés. Au contraire, nous interdisons les attroupements quelconques, qui pourraient tendre au pillage : déclarons en outre, que tous ceux qui auront pillé ou attenté de piller quelque maison, boutique, ou partie de maison de qui que ce soit, fût-ce même d’un ennemi de la patrie, seront également punis comme ennemis de la patrie. Nous déclarons, que tous ceux qui trameront quelque complot ou tiendront quelques discours tendant à favoriser le plan despotique du ci-devant duc, seront punis rigoureusement comme perturbateurs de la tranquillité publique et ennemis de la patrie.

Mandons et ordonnons, que les présentes soient imprimées, publiées et affichées dans la province de Brabant et pays en dépendant, et lieux accoutumés, et partout où besoin sera ; afin qu’elles soient connues, et que personne n’en puisse prétexter cause d’ignorance. Donnons en mandement à tous ceux qu’il appartiendra, d’observer et faire observer le contenu des présentes ; car ainsi l’exige le bien-être et le salut de la patrie. Et vu que les sceaux et cachet des Etats ont été saisis par force et violence de la part du ci-devant duc de Brabant, et que nous avons autorisé par notre manifeste de ce jour notre agent plénipotentiaire de se servir du cachet de ses armes, pour tenir lieu des sceaux et cachet des Etats, jusqu’à ce que ceux-là seront en notre pouvoir, nous avons muni celles-ci dudit cachet.

Fait en Brabant à Hoogstraeten, le 24 octobre 1789. Etait signé, H.C.N. van der Noot, qq.

(Texte paru dans les Annales Patriotiques et Littéraires du mardi 17 novembre 1789. Le journal commentait : L’énergie républicaine se montre dans cette pièce. Rien de vague, d’inutile, ni d’oiseux. L’esprit de la liberté ne connaît point les phrases, et il est à croire que l’avocat Van der Noot, l’âme et le chef de cette généreuse insurrection, sera regardé comme le libérateur des Brabançons. Ils sont disposés à vaincre ou à mourir. Il n’y a point de réponse quand on en appelle ainsi à son courage et à la victoire. Mais après une telle démarche, on peut être persuadé que les Brabançons comptent sur des forces suffisantes de la part de quelques puissances rivales de leur oppresseur.)
 
Keizerlijke staatsgreep
 
De Vrede van Utrecht, die in 1713 het Oostenrijkse gezag over de zuidelijke Nederlandse provincies vestigde, bepaalde dat de vorst alle charters zou respecteren. In weerwil daarvan wilde Jozef II, na de dood van zijn moeder, de Oostenrijkse Nederlanden snel uniformiseren en centraliseren. Op 1 januari 1787 vaardigde hij een aantal edicten uit die het bestuurlijk en gerechtelijk apparaat volledig hervormden en de staatsmacht versterkten. De zelfstandige Nederlandse provinciën zouden worden vervangen door 9 kreitsen en 35 districten. Ook alle verschillende rechtbanken zouden worden vervangen door een eenvormig juridisch stelsel (met een Nederlandstalig beroepshof in Brussel en een Frans- en Duitstalig in Luxemburg). De Staten van Henegouwen en Brabant reageerden het felst door goedkeuring van belastingen te weigeren. De landvoogden zwichtten en schortten in mei 1787 de invoering van de edicten op, maar de keizer wilde volharden in zijn plannen. Brabant en Henegouwen volhardden eveneens in hun verzet tegen de belastingen, ten gevolge daarvan verklaarde de keizer op 7 januari 1789 niet meer gebonden te zijn door hun charters (voor Henegouwen een gewoonterecht, voor Brabant een geschreven charter, de Blijde Inkomst).

Opstand en ineenstorting van het regeringsleger
 
Nu vonden de behoudsgezinde reacties op de hervormingen van de keizer, die vooral leefden bij de geestelijkheid en het volk, en democratische opvattingen, die vooral ingang vonden bij de nieuwe burgerij, elkaar. Het herstel van de oude grondwet van Brabant bood de partijen een gemeenschappelijk doel. In mei 1789 werd het geheime genootschap Pro aris et focis (voor outer en heerd) opgericht. Van der Noot verzamelde een legertje in Staats-Brabant. Onder leiding van generaal Vander Mersch trok dat Keizers-Brabant binnen. In de eerste veroverde (of bevrijde) gemeente, Hoogstraten, publiceerde Van der Noot op 24 oktober 1789 zijn Manifest van het Brabantse Volk. De opstandelingen namen Turnhout in, waar de inwoners zelf een tegenaanval van het keizerlijke leger afsloegen in de Slag bij Turnhout (1789). Daarop volgde de belegering van andere strategische steden.

Standbeeld van generaal J.A. Van der Mersch in Menen
 
Op 13 november namen opstandige troepen bij verrassing Gent in enkele dagen later volgden Tienen en Diest. Op 17 november verlieten de landvoogden Brussel, samen met Oostenrijkse overheden en ambtenaren. De veelal in het land zelf gerekruteerde soldaten deserteerden massaal uit het regeringsleger. De keizer deed nog een verzoeningspoging door de Henegouwse en Brabantse charters te herstellen. Op 10 december kwamen de bevolking van Brussel en de boeren van de omliggende gemeenten in opstand. De restanten van het leger trokken zich terug op de citadels van Luxemburg en Antwerpen. Het garnizoen van Antwerpen gaf zich over op 29 maart van het volgende jaar.
 
Verenigde Nederlandse Staten
 
Op 18 december deed het Comité van Breda zijn intrede in het met de Brabantse driekleur bevlagde Brussel. Alle Staten, met uitzondering van die van Luxemburg, verklaarden zich onafhankelijk en verenigden zich op 11 januari 1790 in de Verenigde Nederlandse Staten. Elke provincie behield zijn soevereiniteit maar droeg de gemeenschappelijke belangen over aan het Congres, dat in feite de voortzetting van de Staten-Generaal is.
 
De opstandelingen bleken het al spoedig diep met elkaar oneens. De regering was in handen van Van der Noot en de behoudsgezinden beheersten de Staten van Brabant, waarin de Brabantse steden (Brussel, Antwerpen, Leuven) een doorslaggevende rol spelen. Hun tegenstanders, de Vonckisten, vonden meer aanhang in de provincie Henegouwen en vooral in Vlaanderen. Deze laatsten willen een democratische, centrale staat en laadden de verdenking op zich een constitutionele monarchie naar Frans model te prefereren, mogelijk opnieuw onder de Oostenrijkse vorst. Van der Noot daarentegen trachtte de staten te consolideren en zocht buitenlandse steun bij Pruisen, dat sinds november 1789 troepen in het prinsbisdom Luik had en daarmee min of meer de Luikse Revolutie steunde. Van der Noot rekende ook op de Verenigde Provinciën, maar die waren niet meer de mogendheid die zij aan het begin van de eeuw nog waren. Nadat veel belastingen onder druk van het volk waren afgeschaft, bleek het ook niet gemakkelijk geld te vinden voor een behoorlijk leger.
 
Portret van keizer Leopold II in veldmaarschalksuniform, ca. 1790.
Keizer Leopold II
 
Henri Pirenne
 
Jozef II stierf op 20 februari 1790 en werd opgevolgd door de tactvolle Leopold II. Toen Pruisen de opstandelingen in de steek liet na het sluiten van de Conventie van Reichenbach (27 juli 1790) met Oostenrijk, mislukte de opstand en Oostenrijk kon zijn gezag met zachte middelen (herstel van de grondwetten, algemene amnestie) en lichte militaire druk herstellen. Dit was de Eerste Oostenrijkse Restauratie. Sommige historici (bijvoorbeeld Henri Pirenne) zagen hierin een uiting van een "Belgisch" nationaal gevoel en een voorbode van de Belgische Revolutie van 1830. 
 
 
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten